Als een Nederlandse werknemer in het buitenland werkt, komt de vraag op welke belastingdienst het (exclusieve) heffingsrecht verkrijgt. Vaak is daarbij het huidige woonland van belang, maar bij onder meer de hooglerarenbepaling heeft het oude woonland überhaupt het heffingsrecht.
Emigratie
Als een Nederlander emigreert om in het buitenland te werken, zal hij in beginsel op grond van de Nederlandse wetgeving buitenlands belastingplichtig zijn. De inkomsten van zijn werkzaamheden vallen dan niet onder de Nederlandse inkomstenbelasting. De buitenlands belastingplichtige moet alleen Nederlandse belasting betalen over zijn binnenlandse inkomen. Het is daarnaast mogelijk dat een belastingverdrag deze heffing beperkt of uitsluit.
Grensarbeiders
Sommige werknemers werken in het buitenland terwijl ze gewoon in Nederland blijven wonen. Dit is vooral het geval bij de zogeheten grensarbeiders. Nu hebben volgens veel belastingverdragen zowel de woon- als de werkstaat het recht om belasting te heffen. Op grond van de zogeheten 183-dagenregeling is echter alleen de woonstaat heffingsbevoegd als:
- de werknemer gedurende een bepaalde periode (vaak een kalenderjaar of een tijdvak van twaalf maanden) hooguit 183 dagen in de werkstaat verblijft;
- het loon wordt uitbetaald door of namens een werkgever die niet is gevestigd in de werkstaat; en
- deze werkgever het loon niet ten laste brengt van een vaste inrichting of vaste basis in de werkstaat.
Voor situaties waarin de 183-dagenregeling niet van toepassing is, bevat het belastingverdrag met België een compensatieregelingen voor grensarbeiders. En op grond van het verdrag met Duitsland heeft de woonstaat in beginsel het exclusieve heffingsrecht als het loon van de werknemer ten laste komt van bepaalde vaste bedrijfsinrichtingen. Het betreft dan bedrijfsinrichtingen die zijn gelegen op een grensoverschrijdend bedrijventerrein, waar de gemeenschappelijke grens tussen de verdragsluitende staten doorheen loopt.
Woonplaatsfictie: tijdelijk niet in Nederland
De Nederlandse wet kent een aantal woonplaatsficties. Zo wordt iemand die ophoudt in Nederland te wonen maar binnen een jaar weer in Nederland gaat wonen, geacht ook gedurende zijn afwezigheid in Nederland te hebben gewoond. Deze fictie is niet van toepassing als deze persoon:
- gedurende zijn afwezigheid in een andere mogendheid of op de BES eilanden heeft gewoond;
- aannemelijk maakt dat hij in een lidstaat van de EU, een BES-eiland of aangewezen verdragspartner als inwoner belasting moest betalen over zijn inkomen. Dit inkomen moest voor minstens 70% overeenkomen met het belastbaar inkomen uit de boxen 1, 2 en 3 van Nederland.
Woonplaatsfictie: diplomaten
Bovendien geldt een woonplaatsfictie voor personen die zijn uitgezonden:
- als lid van een diplomatieke, permanente of consulaire vertegenwoordiging van het Nederland in het buitenland; of
- om in het kader van een verdrag waarbij Nederland partij is, werkzaamheden te verrichten in een andere mogendheid.
Als de bovenstaande fictie van toepassing is, wordt de partner van de uitgezonden belastingplichtige eveneens geacht gedurende de afwezigheid in Nederland te wonen. Hetzelfde geldt voor de kinderen van de uitgezonden belastingplichtige, mits hij hen voor minstens 30% onderhoudt en zij jonger zijn dan 27 jaar.
Woonplaats niet van belang
Sommige verdragen bevatten bepalingen waardoor de fiscale woonplaats van een werknemer niet van belang is. Zo bevat het belastingverdrag met de Verenigde Staten van Amerika de zogeheten hooglerarenbepaling. Deze bepaling is aan de orde als een natuurlijke persoon zijn woonstaat verlaat om hooguit twee jaren in de werkstaat onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek in het algemeen belang bezig te houden. Deze werkzaamheden dienen plaats te vinden aan een universiteit, hogeschool of andere erkende onderwijsinrichting in die Staat. In deze situatie heft alleen de oorspronkelijke woonstaat over het loon van de werknemer.
Wet: artikelen 2.1, 2.2 en 7.1, onderdeel a Wet IB 2001
Verdrag: artikelen 15 en 27 Verdrag NL-België, artikel 14 Verdrag NL-Duitsland en artikel 21 verdrag NL-VS
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 8 januari 2018 (gepubliceerd 24 januari 2018), ECLI:NL:RBZWB:2018:93
Geef een reactie