Een werknemer kan in bezwaar gaan tegen een naheffingsaanslag loonheffingen die is opgelegd aan zijn werkgever als die op grond van het contract wordt doorbelast.
Bij een due-diligence onderzoek voor een overname in 2013 bleek dat aan een salesdirecteur in verschillende jaren (2008-2012) betalingen waren gedaan waarop geen inhouding en afdracht van loonheffing had plaatsgevonden. Eind 2013 komen zijn werkgever en de salesdirector in verband met de overname van het bedrijf overeen het dienstverband in 2014 te beëindigen. De nog niet-betaalde loonheffingen zullen worden doorbelast. In verband daarmee verzoekt het bedrijf in de contacten met de inspecteur het eindheffingsregime niet toe te passen. Februari 2014 deelt de inspecteur het bedrijf mee over 2008 te zullen naheffen, omdat het bedrijf zich bereid heeft getoond die naheffingsaanslag te betalen. In dezelfde brief verzoekt de inspecteur het bedrijf losse correctieberichten te verzorgen voor de jaren 2009-2012.
Geschil
De adviseur van de salesdirecteur neemt vervolgens contact op met de inspecteur omdat hij het niet eens is met deal voor 2008. Hij stelt dat zijn cliënt belanghebbende is, omdat hij de naheffingsaanslagen feitelijk voldoet. Hij stelt ook dat de naheffingsaanslag loonheffingen 2008 dient te worden vernietigd omdat deze buiten de vijfjaarstermijn is opgelegd.
Oordeel hof
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de adviseur van de salesdirector gelijk heeft. De verhaalsschuld moet worden aangemerkt als een eigen, uit de belastingwet voortvloeiende verplichting van de werknemer. Om die reden heeft hij ook recht bezwaar in te stellen tegen de naheffingsaanslag van 2008. Die moet daarom inderdaad worden vernietigd.
Wet: artikel 5.3, lid 3 Wet IB 2001, artikel 26a lid1 – b, en artikel 20, lid 3 AWR
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2 augustus 2016 (gepubliceerd 26 augustus 2016), ECLI:NL:GHARL:2016:6270
Geef een reactie