Minister Bruins geeft antwoorden op vragen naar aanleiding van het overleg met rectoren van de universiteiten over de wetenschappelijke integriteit en onafhankelijkheid.
Op basis van een percentage van hoogleraren fiscaal- en belastingrecht die ook werken voor de commerciële adviessector kan geen conclusie worden getrokken over de (on)afhankelijkheid en integriteit van deze hoogleraren en/of over een vakgroep of faculteit fiscaal- en belastingrecht schrijft de minister. Bovendien vindt hij het belangrijk om de verantwoordelijkheid voor de onafhankelijkheid en integriteit bij de hoogleraren en hun werkgevers te laten. De minister zal hen blijven aanspreken op die verantwoordelijkheid en daarnaast voortdurend de nadruk blijven leggen op het belang van onafhankelijkheid en integriteit voor het vertrouwen in de wetenschap.
Gedragscode
Voor hoogleraren geldt de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (NGWI). En universiteiten zijn verantwoordelijk om toe te zien op de onafhankelijkheid en integriteit van hun werknemers. Daarvoor hebben universiteiten diverse regels en procedures. Zo stellen universiteiten diverse vereisten aan het instellen van een (bijzondere) leerstoel, de benoeming van een (bijzonder) hoogleraar en gelden er kwaliteitsvereisten waaraan (bijzonder) hoogleraren na aanstelling moeten voldoen.
Transparantie nevenwerkzaamheden
Er zijn ook openbare registers ingesteld die transparantie verschaffen over de nevenwerkzaamheden van hoogleraren en de externe financiering van leerstoelen. Daarnaast gaat de minister met de Universiteiten van Nederland (UNL) een richtlijn opstellen die gaat zorgen voor meer transparantie vanuit de universiteiten over de financiering van hun onderzoek. In een brief in het eerste kwartaal 2025, gaat de minister in op de mogelijkheden tot het vergroten van transparantie en onafhankelijkheid van bijzondere leerstoelen .
Voor adviescolleges – die de regering adviseren over wet- en regelgeving en te voeren beleid – geldt de Kaderwet adviescolleges. Op grond van deze wet geldt dat met het oog op de onafhankelijke positie van het adviescollege er geen risico dient te zijn dat de voorzitter of een lid bijzondere belangen vertegenwoordigt, mede gelet op andere functies die hij/zij vervult en zal gaan vervullen, dan wel handelt op last van ruggespraak met een bepaalde achterban.
Bron: Antwoorden vragen over het overleg met rectoren van de universiteiten over de wetenschappelijke integriteit en onafhankelijkheid, nr. 4 8 947551, Ministerie OCW, 29 oktober 2024
Geef een reactie