De invoering van het uniforme loonbegrip was niet in strijd met artikel van het Eerste Protocol bij het EVRM, zo oordeelde Rechtbank Den Haag onlangs. De achteruitgang van € 66 in het nettosalaris was geen individuele en buitensporige last.
Een man voerde bij Rechtbank Den Haag aan dat hij het oneens was met de forse achteruitgang in zijn netto inkomen (€ 66) die was veroorzaakt door de inwerkingtreding van de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL). Hij stelde zich op het standpunt dat dit een onevenredige inbreuk vormde op zijn eigendomsrecht als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechter oordeelde echter anders. De afdracht van loonheffing waartegen de man beroep aantekende berustte op een wettelijke grondslag. Met de keuze voor één loonbegrip was de wetgever gebleven binnen de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid. De achteruitgang in het nettosalaris van eiser hing niet alleen samen met de invoering van de WUL, maar vloeide ook voort uit andere fiscale maatregelen die per 1 januari 2013 waren ingevoerd. De achteruitgang van € 66 kon volgens de rechtbank niet worden aangemerkt als een individuele en buitensporige last.
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 25 maart 2014 (gepubliceerd 9 mei 2014), ECLI:NL:RBDHA:2014:4037
Geef een reactie