Het wetsvoorstel beoogt om meer maatwerk mogelijk te maken in het arbeidsvoorwaardelijk pensioen.
Er is afgesproken dat mensen meer keuzevrijheid krijgen bij hun pensioen, door de mogelijkheid om een beperkt deel van het pensioenvermogen op te nemen als een bedrag ineens (hoofdstuk 2). Voorts is afgesproken mensen meer keuzes te bieden om eerder te stoppen met werken. Het betreft de tijdelijke facilitering van de mogelijkheid om in sectoren en ondernemingen uittredingsregelingen te financieren waarmee werknemers de mogelijkheid krijgen om drie jaar voor de AOW-leeftijd te stoppen met werken. Dit wordt gedaan door een versoepeling van de pseudo-eindheffing op regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing) (hoofdstuk 3). Daarnaast is afgesproken dat er meer fiscale ruimte wordt geboden om verlof op te sparen, mede om vervroegd uittreden mogelijk te maken (hoofdstuk 4).
Inwerkingtreding
Voor zover het de wijzigingen betreft die noodzakelijk zijn voor het tijdelijk versoepelen van de RVU-heffing en de uitbreiding van de fiscale ruimte voor het sparen van bovenwettelijk verlof is het streven dat deze in werking treden met ingang van 1 januari 2021. De versoepeling van de RVU-heffing betreft een tijdelijke maatregel voor een beoogde duur van vijf jaar. Voor de wijzigingen voor het invoeren van het keuzerecht voor een bedrag ineens is het voornemen om een minimuminvoeringstermijn te hanteren en deze wijzigingen per 1 januari 2022 in werking te laten treden.
Kritiek Raad van State
Bij de versoepeling van de zogenoemde RVU-heffing en de uitbreiding van de mogelijkheid van verlofsparen merkt de RvS op dat deze voorstellen het beleid van duurzame inzetbaarheid en langer doorwerken dreigen te doorkruisen. Een veel gerichtere aanpak dan wordt voorgesteld is nodig.
Meer informatie: Ministerie van Financien, 3 september 2020
Geef een reactie