Het Belastingplan 2025 en overige Prinsjesdagstukken zijn op dinsdag 17 september 2024 door minister Heinen aangeboden aan de Tweede Kamer.
Het pakket Belastingplan 2025 bestaat uit de volgende 10 wetsvoorstellen:
- Wetsvoorstel Belastingplan 2025;
- Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025;
- Wetsvoorstel Belastingplan BES 2025;
- Wetsvoorstel Wet aanpassing wet minimumbelasting 2024;
- Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 (WAFB2025).
- Wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2025;
- Wetsvoorstel wet tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met de koopkrachtondersteuning;
- Wetsvoorstel Wet tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2025, 2026, en 2027 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon;
- Wetsvoorstel beëindiging salderingsregeling per 2027;
- Wetsvoorstel Wet Huurtoeslag ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling.
Aangrijpingspunt toptarief verlagen en indexatie
Met de voorgestelde tariefwijzigingen in de loon- en inkomstenbelasting wordt het gezamenlijke basistarief gesplitst in twee tarieven zodat gericht lastenverlichting kan plaatsvinden voor belastingplichtigen met een middeninkomen. Ook wordt het punt waarop de algemene heffingskorting afbouwt, gekoppeld aan het wettelijk minimumloon (WML).
Er wordt voorgesteld het aangrijpingspunt van het toptarief in de inkomstenbelasting te verhogen. Als het aangrijpingspunt op een hoger bedrag wordt vastgesteld, vallen belastingplichtigen minder snel in het toptarief in de inkomstenbelasting.
Naast deze beleidsmatige aanpassing, wordt het aangrijpingspunt jaarlijks geïndexeerd. Dat wil zeggen verhoogd op basis van de inflatie. Abusievelijk was deze inflatiecorrectie in het BP 2019 niet geregeld. Met deze wijziging wordt ook geregeld dat de inflatiecorrectie alsnog plaatsvindt.
Tarieven IB 2025 niet-AOW’er
Belastingplichtigen die aan het begin van 2025 nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, krijgen in 2025 naar verwachting met de volgende tariefschijven te maken:
Inkomstenbelasting 2025 | |||
Box 1 | Bel.ink. meer dan (€) | maar niet meer dan (€) | Tarief 2025 (%) |
Schijf 1 | 38.441 | 35,82% | |
Schijf 2 | 38.441 | 76.814 | 37,48% |
Schijf 3 | 76.814 | 49,50% |
Inkomstenbelasting 2024 | |||
Box 1 | Bel.ink. meer dan (€) | maar niet meer dan (€) | Tarief 2024 (%) |
Schijf 1 | 38.098 | 36,97% | |
Schijf 2 | 38.098 | 75.518 | 36,97% |
Schijf 3 | 75.518 | 49,50% |
Tarieven IB 2025 AOW’er
Belastingplichtigen die aan het begin van 2025 de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt en zijn geboren na 1946, krijgen in 2025 naar verwachting met de volgende tariefschijven te maken:
Inkomstenbelasting 2025 (AOW’ers) | |||
Box 1 | Bel.ink. meer dan (€) | maar niet meer dan (€) | Tarief 2025 (%) |
Schijf 1 | 38.441* | 17,92% | |
Schijf 2 | 38.441 | 76.814 | 37,48% |
Schijf 3 | 76.814 | 49,50% |
*Geboren voor 1946: schijf 1 tot € 40.502
Inkomstenbelasting 2024 (AOW’ers) | |||
Box 1 | Bel.ink. meer dan (€) | maar niet meer dan (€) | Tarief 2024 (%) |
Schijf 1 | 38.098* | 19,07% | |
Schijf 2 | 38.098 | 75.518 | 36,97% |
Schijf 3 | 75.518 | 49,50% |
*Geboren voor 1946: schijf 1 tot € 40.021
Terugdraaien verhoging box 2-tarief
Het kabinet stelt voor om het tarief van de tweede schijf van box 2 van 33% te verlagen met 2%- punt. Met het terugdraaien van de verhoging van het tarief van de tweede schijf van box 2 wordt beoogd een beter globaal evenwicht in het toptarief tussen aanmerkelijkbelanghouders (met hun vennootschap), werknemers en IB-ondernemers te bereiken. Met de voorgestelde maatregel om het box 2-tarief met 2%-punt te verlagen komt het toptarief voor aanmerkelijkbelanghouders uit op 48,80% en wordt een beter globaal evenwicht in de tarieven bereikt. Deze maatregel betekent tevens een structurele lastenverlaging voor aanmerkelijkbelanghouders.
Aftrekbaarheid kosten en lasten die verband houden met een tot het ondernemingsvermogen behorende niet-zelfstandige werkruimte
De voorgestelde maatregel bevat een verduidelijking inzake de aftrek van kosten en lasten die verband houden met een niet-zelfstandige werkruimte in een tot het ondernemingsvermogen behorende woning. In lijn met jurisprudentie en parlementaire geschiedenis komen kosten en lasten die verband houden met een dergelijke werkruimte en die in een verhuursituatie door een huurder plegen te worden gedragen (huurderslasten) niet voor aftrek in aanmerking.
Vereenvoudiging van de voertuigclassificaties in de autobelastingen
Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om deze complexiteit weg te nemen en het doenvermogen te verbeteren door in de fiscaliteit aan te sluiten bij de definities in het kentekenregister. Er wordt daardoor automatisch aangesloten bij de geharmoniseerde begrippen die binnen de Europese Unie worden gehanteerd. Bovendien worden definitieverschillen binnen het autobelastingstelsel – tussen met name de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) en de motorrijtuigenbelasting (mrb) – hiermee opgeheven.
Voorkomen dubbeltellingen bij excessief lenen bij samenwerkingsverbanden
De voorgestelde maatregel regelt dat verplichtingen die voortkomen uit de verbondenheid van de participanten in een samenwerkingsverband, worden uitgesloten van het schuldenbegrip. Daarmee wordt een belangrijke dubbeltelling vermeden. Daarnaast wordt een samentelbepaling ingevoerd voor situaties waarin een schuld voor meer dan de nominale waarde bij verschillende belastingplichtigen die participeren in een samenwerkingsverband in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het fictief regulier voordeel. Afgezien van de hoofdelijke verbondenheid kan een schuld onder bepaalde omstandigheden ook op andere wijze worden toegerekend voor gedeelte dat groter is dan het gedeelte waartoe de vennoot gerechtigheid is in het afgescheiden vermogen van de personenvennootschap. Ook hierdoor kunnen dubbeltellingen ontstaan bij verschillende belastingplichtigen. Deze dubbeltelling wordt weggenomen doordat het meerdere van het gezamenlijk in aanmerking te nemen bedrag in gelijke delen in mindering wordt gebracht op het bij de belastingplichtige in aanmerking te nemen bedrag van de schuld. Hoewel er meerdere varianten mogelijk zijn, is gelet op de eenvoud gekozen voor toerekening in gelijke delen.
Beperken fiscale regelingen rond giften
Voorgesteld wordt met ingang van 1 januari 2025 de regeling geven uit de vennootschap af te schaffen en voor giften gedaan op of na 1 januari 2025 de giftenaftrek in de Vpb af te schaffen. De giftenaftrek in de IB blijft ongewijzigd.
Voorstel afschaffing geven uit de vennootschap en giftenaftrek in de Vpb per 2025
Het kabinet stelt voor de giftenaftrek in de Vpb te laten vervallen om met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025. Daarnaast stelt het kabinet voor de regeling geven uit de vennootschap met ingang van 1 januari 2025 voor wat betreft de dividendbelasting en de inkomstenbelasting af te schaffen.
Vrijstelling in box 3 voor bepaalde vermogensrechten in verband met het herstel van aardbevingsschade in Groningen en Noord-Drenthe
Het kabinet stelt voor om aanspraken in verband met het herstel van aardbevingsschade in Groningen en Noord-Drenthe een specifieke vrijstelling in box 3 op te nemen in de Wet IB 2001.
Reparatie heffingslek zeevarenden en anticiperen op introductie thuiswerkdrempel
Voorgesteld wordt dat ook als de dienstbetrekking volledig buiten Nederland wordt vervuld deze dienstbetrekking wordt geacht in Nederland te zijn vervuld voor zover het heffingsrecht over het loon ter zake van die dienstbetrekking op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting of op grond van enige andere regel van interregionaal of internationaal recht aan Nederland is toegewezen.
Thuiswerkdrempel
De voorgestelde zin is zodanig vormgegeven dat ook al wordt geanticipeerd op een wijziging van een belastingverdrag ter voorkoming van dubbele belastingen in situaties dat Nederland aanvullende afspraken maakt over het heffingsrecht ter zake van het loon dat kan worden toegerekend aan – kort gezegd – thuiswerkdagen. Momenteel is Nederland in overleg met Duitsland over een protocol tot wijziging van het belastingverdrag. Met de huidige vormgeving zou Nederland een eventueel heffingsrecht over thuiswerkdagen niet kunnen effectueren als de werkzaamheden worden verricht door een werkgever die niet kwalificeert als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet LB 1964. De voorgestelde zin heeft tot gevolg dat als Nederland als “werkstaat” op grond van een aangepast belastingverdrag toch een heffingsrecht heeft over de in het woonland gewerkte thuiswerkdagen, Nederland dat heffingsrecht in alle situaties kan effectueren.
Gerichte vrijstelling voor OV-abonnementen
Inmiddels is gebleken dat de gerichte vrijstelling voor een verstrekte OV-kaart nog niet helemaal op de juiste wijze is geregeld. Daarom wordt voorgesteld de huidige tekst op dat punt aan te passen. Tevens wordt voorgesteld het in de huidige regeling opgenomen onderscheid tussen reizen per Nederlands openbaar vervoer en reizen met ander openbaar vervoer te laten vervallen, omdat er in dit geval geen goede reden is voor dat onderscheid. Naast deze beperkte uitbreiding is geen beleidsmatige wijziging beoogd. Ten slotte wordt voorgesteld de in de huidige regeling gebruikte terminologie aan te passen.
Nazorg Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen
Met de voorgestelde maatregelen worden een aantal wijzigingen voorgesteld in de Wet IB 2001 en de Wet Vpb 1969 waarmee redactionele onjuistheden en onbedoelde gevolgen van de Wet FKR worden hersteld. De wijzigingen zien op het volgende: i) een verwijzingsfout in de regeling voor buitenlandse belastingplichtigen voor de inkomstenbelasting; ii) een toevoeging aan het begrip kerkgenootschappen als vennootschapsbelastingplichtig lichaam; iii) een overbodig geworden toerekeningsbepaling voor commanditaire vennoten in de vennootschapsbelasting; iv) een aanpassing van de aftrekbeperking in de vennootschapsbelasting met betrekking tot de toekenningen en uitreikingen van aandelen en optierechten binnen een concern; en ten slotte v) een aanpassing van de specifieke aftrekbeperking voor rente die verschuldigd is aan verbonden lichamen of personen.
Antifragmentatiemaatregel generieke renteaftrekbeperking
Met deze maatregel wordt een aanpassing in de earningsstrippingmaatregel in de Wet Vpb 1969 voorgesteld. Het kabinet stelt als antifragmentatiemaatregel voor om met ingang van 1 januari 2025 de aftrekruimte van de earningsstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen met aan derden verhuurd vastgoed buiten toepassing te laten. De renteaftrekbeperking voor vastgoedlichamen wordt aangescherpt. Bij verhuurd vastgoed wordt de renteaftrek geoptimaliseerd door rentesaldi over meerdere vennootschappen te verspreiden. Daardoor loopt men niet aan tegen de grenzen van de earningsstrippingmaatregel (€ 1.000.000 of 25% van de gecorrigeerde winst). Om dit tegen te gaan, vervalt voor vennootschappen met hoofdzakelijk aan (niet met de vennootschap verbonden) derden verhuurd vastgoed, de drempel van € 1.000.000. Het opsplitsen van vastgoedlichamen om zo de renteaftrek te optimaliseren, heeft dan niet meer het beoogde effect.
Verleggen bezwaar- en beroepsprocedures MIA en Vamil
Met de voorgestelde wijziging wordt het aanvraagproces voor de MIA en de Vamil in lijn gebracht met dat van de EIA.
Aanpassing vervoerskosten aftrek specifieke zorgkosten
Er zijn twee mogelijke aanpassingen in de aftrek voor uitgaven voor specifieke zorgkosten die het kabinet kansrijk acht om per 1 januari 2025 in te voeren en daarom in het onderhavige wetsvoorstel zijn opgenomen. Dit zijn uitgaven voor:
1. vervoer;
2. reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen
Eindheffing doorlopend afwisselend gebruikte bestelauto
Met deze maatregel wordt daaraan uitvoering gegeven door het bedrag van de eindheffing van € 300 per jaar met ingang van 1 januari 2025 te verhogen naar € 438 per jaar en laatstgenoemd bedrag met ingang van 1 januari 2026 jaarlijks te indexeren.
Fiscale oplossing eenverdieners
Door een samenloop van fiscaliteit, toeslagen en sociale zekerheid is er een groep huishoudens die zonder aanvullende maatregelen (verder) onder het sociaal minimum uitkomt. Deze huishoudens hebben een lager besteedbaar inkomen dan een paar in de bijstand. Het kabinet vindt deze situatie onwenselijk en stelt daarom een fiscale oplossing voor deze situatie voor.
De fiscale oplossing bestaat kort gezegd uit het gedeeltelijk terugbrengen van de uitbetaling van de AHK aan minstverdienende partners geboren op of na 1 januari 1963, met een aantal aanvullende voorwaarden. De maatregel is gericht op eenverdienerhuishoudens die anders een lager besteedbaar inkomen overhouden dan een bijstandspaar.
Aanpassen liquidatieverliesregeling
Het kabinet stelt voor om de liquidatieverliesregeling in de vennootschapsbelasting, die onderdeel is van de deelnemingsvrijstelling, op twee onderdelen te wijzigen.
De eerste voorgestelde wijziging betreft de berekening van het voor de deelneming opgeofferde bedrag, dat nodig is om het in aanmerking te nemen liquidatieverlies te bepalen. De tweede voorgestelde wijziging heeft betrekking op de zogenoemde tussenhoudsterbepaling in de liquidatieverliesregeling.
Verhoging percentage generieke renteaftrekbeperking
De voorgestelde maatregel heeft tot doel het Nederlandse vestigingsklimaat te verbeteren door het percentage meer in lijn te brengen met het Europese gemiddelde.
Aanpassing kwijtscheldingswinstvrijstelling in de vennootschapsbelasting
In dit wetsvoorstel wordt een maatregel voorgesteld in de kwijtscheldingswinstvrijstelling in de Vpb, waarmee de samenloop met de in 2022 aangepaste verliesverrekeningsregels wordt geregeld. Met deze voorgestelde maatregel wordt voor situaties met te verrekenen verliezen van meer dan € 1 miljoen de kwijtscheldingswinst volledig vrijgesteld voor zover de kwijtscheldingswinst de overigens in het jaar geleden verliezen overtreft. Deze voorgestelde maatregel heeft daarom alleen gevolgen voor een beperkte groep vennootschapsbelastingplichtigen, waardoor de doorwerking naar andere wettelijke bepalingen beperkt blijft. Voor situaties met te verrekenen verliezen tot een maximum van € 1 miljoen blijft het huidige systeem gelden. Daarmee blijft de behandeling van kwijtscheldingswinst in de Vpb bij deze maatregel gedeeltelijk gelijk aan de behandeling van kwijtscheldingswinst in de inkomstenbelasting.
Verduidelijking registratiedatum in de dividendbelasting
Met de hiervoor genoemde wetswijziging is geen materiële wijziging beoogd, maar is bedoeld om de bestaande (internationale) praktijk voor beursgenoteerde aandelen wettelijk vast te leggen.
Nieuw groepsbegrip in de bronbelasting
Het voorgestelde begrip ‘kwalificerende eenheid’ bestaat uit twee elementen. Ten eerste moet sprake zijn van een gezamenlijk handelen tussen lichamen. Ten tweede heeft dit gezamenlijk handelen als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van bronbelasting bij een van die lichamen te ontgaan. De bewijslast ter zake van het bestaan van een kwalificerende eenheid rust bij de inspecteur.
Verhoging kansspelbelasting
Per 1 januari 2025 zal het tarief stijgen tot 34,2% en daarna tot 37,8% per 1 januari 2026.
Aanpassing van de kavelruilvrijstelling
Met dit wetsvoorstel wordt de zogenoemde kavelruilvrijstelling in de overdrachtsbelasting, meer in het bijzonder de vrijstelling voor kavelruil in het landelijk gebied, op enkele punten gewijzigd.
Diensten aan onroerende zaken
Het voorstel is om de btw-herzieningsregeling uit te breiden naar investeringsdiensten die een drempelbedrag te boven gaan. Vooralsnog is ervoor gekozen om de herzieningstermijn (per dienst) vast te stellen op (effectief) vijf boekjaren in plaats van (effectief) tien boekjaren zoals die geldt voor de levering van onroerende zaken. Om te voorkomen dat ook (heel) kleine investeringsdiensten onder de maatregel vallen, wordt een drempelbedrag ingevoerd. Om ondernemers in de gelegenheid te stellen op deze wijziging te anticiperen, treedt deze maatregel per 1 januari 2026 in werking.
Opheffen meerdere posten verlaagd btw-tarief
Voorgesteld wordt het verlaagde btw-tarief voor het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden (hierna: logies) en voor bepaalde culturele goederen en diensten af te schaffen met ingang van het jaar 2026.
Het huidige verlaagde btw-tarief voor culturele goederen en diensten wordt grotendeels afgeschaft. Ook voor deze goederen en diensten zal per 1 januari 2026 het algemene tarief gaan gelden (met uitzondering van het verlenen van toegang tot attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen, circussen, dierentuinen en bioscopen).
Beëindigen specifieke tarieftabel in de bpm voor PHEV’s
Voorgesteld wordt om vanaf 1 januari 2025 af te zien van de specifieke PHEV-tarieftabel.
Tariefkorting in de motorrijtuigenbelasting voor emissievrije personenauto’s
Vanaf 1 januari 2026 geldt voor emissievrije personenauto’s een aangepaste tariefkorting van 25% in de mrb. Vanaf 2030 vervalt de korting. De tariefkorting geldt zowel voor het rijksdeel als voor de provinciale opcenten. Deze maatregel maakt de aanschaf van zowel nieuwe als tweedehands elektrische personenauto’s aantrekkelijker. De extra CO2-reductie bedraagt circa 0,1 Mton in 2030
Introductie AVI-correctiefactor
Via dit wetsvoorstel stelt het kabinet voor de reductieopgave voor AVI’s te vergroten door de hoeveelheid beschikbare dispensatierechten voor het jaar 2030 te verminderen met 1 Mton.
Wijziging energiebelastingtarieven op aardgas
Het kabinet stelt voor de energiebelasting op aardgas tot een verbruik van 170.000 m3 te verlagen met 2,8 cent per m3 in 2025, oplopend naar 4,8 cent per m3 in 2030 (in prijspeil 2024).
Verhoging belastingvermindering energiebelasting
In dit wetsvoorstel wordt geregeld dat het financiële voordeel dat voortvloeit uit het amendement Omtzigt inzake walstroom op het BP 2024 149 op andere wijze toekomt aan elektriciteitsverbruikers.
Separaat tarief voor waterstof in de energiebelasting
Het kabinet stelt voor om met ingang van 1 januari 2026 energetisch verbruik van waterstof in de energiebelasting te belasten met een separaat tarief dat lager is dan het tarief voor aardgas. Daarmee wordt voorkomen dat de energiebelasting een remmende werking heeft op de energetische toepassing van waterstof waar het als vervanging kan dienen voor aardgas.
Kolenbelasting duaal en non-energetisch verbruik
Het kabinet stelt voor om de vrijstellingen voor duaal gebruik van kolen en non-energetisch gebruik van kolen per 2027 af te schaffen.
Wijzigingen Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw
Er wordt voorgesteld om het bindingscriterium te vervangen door de eis dat ten minste 75% van de met aardgas opgewekte warmte direct of indirect wordt getransporteerd naar één of meer glastuinbouwbedrijven. Als aan die voorwaarde is voldaan gaat het om een bedrijf dat een sterke binding heeft met de glastuinbouw en derhalve onder de CO2-heffing glastuinbouw valt.
Verlengen verlaagde accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG
De accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG zijn vanaf 1 april 2022 verlaagd. Per 1 juli 2023 is de verlaging gedeeltelijk teruggedraaid. Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2024 heeft de Tweede Kamer bij amendement de tarieven per 1 januari 2024 een jaar gelijk gehouden aan de tarieven per 1 juli 2023. Het kabinet stelt voor om deze accijnstarieven (1 juli 2023) voor ongelode benzine, diesel en LPG te verlengen tot en met 31 december 2025
Behoud inkoopfaciliteit in de dividendbelasting
Gelet op de nadelige gevolgen van de afschaffing van de inkoopfaciliteit in de dividendbelasting op de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven en daarmee ook op het Nederlandse vestigingsklimaat, wenst het kabinet de inkoopfaciliteit in de dividendbelasting te behouden. In dit wetsvoorstel wordt daarom geregeld dat de afschaffing van de inkoopfaciliteit, die voorzien is per 1 januari 2025, niet doorgaat.
Aankondiging nota’s van wijziging op pakket Belastingplan 2025
Aanpassing Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling
In een nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan wordt een mogelijkheid gedicht om de met ingang van 1 januari 2025 voorziene aanpassing van het regime voor de fiscale beleggingsinstelling (fbi-regime) in de vennootschapsbelasting als gevolg van de Wet aanpassing fiscale
beleggingsinstelling te ontgaan. Tevens wordt voor het begrip vastgoed in het fbiregime aansluiting gezocht bij het begrip vastgoed elders in de vennootschapsbelasting.
Aanpassen definitie preferente aandelen in wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale
bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025
Het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 bevat een definitie van preferente aandelen. Uit de internetconsultatie bleek dat deze definitie tot onduidelijkheid leidt in situaties van hybride aandelen. Hybride aandelen zijn aandelen die zowel kenmerken hebben van preferente aandelen als van gewone aandelen. Om deze onduidelijkheid weg te nemen, heeft het kabinet
het voornemen om bij nota van wijziging de voorgestelde definitie van ‘preferente
aandelen’ waar het gaat om hybride aandelen aan te passen.
Bijstellen hoogte proceskostenvergoeding WOZ- en bpm-bezwaarzaken
De nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2025 regelt dat de factor met ingang van 1 januari 2025 wordt verlaagd naar 0,125. Dit zorgt ervoor dat de proceskostenvergoeding die in de bezwaarfase kan worden toegekend in lijn blijft met hetgeen de wetgever bij de invoering van de Wet herwaardering voor ogen stond.
Gedeeltelijk terugdraaien versobering 30% regeling en verhoging salarisnorm
In de nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2025 wordt geregeld dat de versobering van de 30%-regeling uit het Belastingplan 2024 (’30-20-10- regeling’) grotendeels wordt teruggedraaid en de maximale onbelaste vergoeding op een constant forfait van 27% wordt gesteld per 1 januari 2027. In de jaren 2025 en 2026 geldt voor alle ingekomen werknemers een percentage van 30%. Verder wordt de salarisnorm verhoogd van € 46.107 naar € 50.436 (prijzen 2024) en de salarisnorm voor ingekomen werknemers jonger dan 30 jaar met een mastergraad van € 35.048 naar € 38.338 (prijzen 2024). Voor ingekomen werknemers die vóór 2024 de 30%-regeling hebben toegepast geldt respecterend
overgangsrecht. Voor hen blijft tot het einde van de looptijd een percentage van
30% gelden en de oude (geïndexeerde) salarisnormen.
Verlagen tarief overdrachtsbelasting voor woningen naar 8% per 2026
Met ingang van 1 januari 2026 zal het algemeen ovb-tarief voor woningen worden verlaagd van 10,4% naar 8%. Dit nieuwe tarief is van toepassing op alle verkrijgingen van woning, met uitzondering van situaties waarin het bestaande verlaagd tarief van 2% of een vrijstelling, zoals de startersvrijstelling, geldt. Genoemde uitzonderingen zijn van toepassing wanneer de koper de woning langdurig zelf gaat bewonen.
Overig
Wetsvoorstel ambtshalve teruggaaf inkomstenbelasting
Het kabinet heeft besloten de maatregel ‘ambtshalve teruggaaf’ uit de FVW25 te halen en in een
zelfstandig wetsvoorstel op te nemen.
Wetsvoorstel Wet tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling
Het kabinet acht het wenselijk dat burgers van wie een MSNP-verzoek onterecht door de Belastingdienst is afgewezen op korte termijn tegemoet worden gekomen. Daarom wordt een wetsvoorstel uitgewerkt waarin het kabinet een grondslag introduceert voor het tegemoetkomingsbeleid dat is opgesteld om de getroffen burgers ruimhartig tegemoet te komen.
Bron: Wetsvoorstel Belastingplan 2025, Ministerie van Financien, 17 september 2024 en Aanbiedingsbrief Belastingplan 2025, Ministerie van Financien, 17 september 2025
Geef een reactie