Staatssecretaris Vijlbrief stuurt de Tweede Kamer het wetsvoorstel conditionele bronbelasting op dividenden. Met deze aanvullende bronbelasting worden dividenduitkeringen naar landen die geen of te weinig belasting heffen door Nederland belast.
Dit wetsvoorstel sluit zoveel mogelijk aan bij de reeds bestaande systematiek van de Wet bronbelasting 2021. Op basis van de hoofdregel zal heffing van bronbelasting op dividenden plaatsvinden als een in Nederland gevestigde inhoudingsplichtige (bijvoorbeeld een nv of een bv of een coöperatie) een dividenduitkering doet binnen concern aan een lichaam dat is gevestigd in een laagbelastende jurisdictie. Voor toepassing van de bronbelasting is sprake van een betaling binnen concern indien het buitenlandse lichaam een kwalificerend belang heeft in een Nederland gevestigde lichaam. Het wetsvoorstel sluit gedeeltelijk aan bij bestaande bepalingen uit de dividendbelasting. Zo zijn de bepalingen inzake de heffingsgrondslag grotendeels overgenomen uit de dividendbelasting. Hierdoor wordt bereikt dat de bronbelasting op dividenden zal worden geheven over dezelfde grondslag (de opbrengst uit dividenden) als de dividendbelasting.
Winstbelastingtarief minder dan 9%
De maatregelen gaan gelden voor dividendstromen naar landen met een winstbelastingtarief van minder dan 9% en landen die op de Europese lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden staan. De maatregelen gaan in per 2024 in zodat de Belastingdienst voldoende tijd heeft om zich voor te bereiden.
Staatssecretaris Vijlbrief geeft aan dat hij een leidende rol voor Nederland ziet om internationale afspraken hierover verder aan te scherpen.
Meer informatie: Wetsvoorstel bronbelasting dividenden, Ministerie van Financien, 25 maart 2021
Geef een reactie