Het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2025 bevat diverse maatregelen.
Lijfrenten en pensioenen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964
- Legataris als begunstigde bij de lijfrenterekening, het lijfrentebeleggingsrecht en bij de oudedagsverplichting – In de praktijk komt het voor dat een partner geen erfgenaam is, maar wel is aangewezen als legataris voor de lijfrenterekening, het lijfrentebeleggingsrecht of de ODV. Fiscaal wordt een dergelijke lijfrenterekening, lijfrentebeleggingsrecht of ODV dan onzuiver (met fiscale sancties tot gevolg alsof is afgekocht). Voorgesteld wordt om de legataris ook op te nemen naast de erfgenamen.
- Voorkomen boxsplitsing van oude lijfrenten als gevolg van arresten Hoge Raad uit 2018 – Voor lijfrenten waarover voor 2001 premieaftrek heeft plaatsgevonden, heeft de Hoge Raad in 20181 geoordeeld dat bij het onzuiver worden van de lijfrente, de saldomethode uit de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Wet IB 1964) dient te worden toegepast. Dit leidt tot boxsplitsing: voor het onzuivere deel van de lijfrente, voor zover dat betrekking heeft op hetgeen is opgebouwd vóór 2001, vindt heffing in box 1 plaats en dit deel wordt niet in aanmerking genomen als bezitting in box 3. Bij het nadien uitkeren van de lijfrente is het reeds in box 1 belaste deel niet meer belast, maar slechts het nog niet belaste rendement. . Deze boxsplitsing is een onwenselijke situatie voor de uitvoeringspraktijk, zowel voor de Belastingdienst als voor de aanbieders van lijfrenten. Voorgesteld wordt om het overgangsrecht uit de Invoeringswet Wet IB 2001 zodanig aan te passen, dat bij het onzuiver worden van (een deel van) de lijfrente, deze voor het onzuivere deel geheel in aanmerking wordt genomen als bezitting in box 3.
- Geen revisierente bij afkoop van een lijfrente over het onbelaste deel – In algemene zin ziet revisierente op de te derven rente voor de Belastingdienst. Als er geen premie in aftrek is gebracht, is er geen sprake van te derven rente. In de praktijk brengt de Belastingdienst op grond van de parlementaire geschiedenis geen revisierente in rekening over niet-afgetrokken premies tot het hiervoor geldende maximumbedrag. Voorgesteld wordt de wet in lijn te brengen met de praktijk en aansluiting te zoeken bij de oorspronkelijk bedoeling van de revisierente.
- Nettolijfrenten – Voorgesteld wordt om op te nemen dat bij een onregelmatige handeling, de fiscale gevolgen slechts gelden voor het gedeelte van de nettolijfrente waarbij sprake is van een onregelmatige handeling. Dit is in lijn met de fiscale bepalingen die gelden voor lijfrenten die opgebouwd kunnen worden over het inkomen tot € 137.800 (bedrag 2024).
- Voorkomen toepassen vrijstelling op rentebestanddeel oud pensioen als gevolg arrest Hoge Raad 18 oktober 2019 – Voorgesteld wordt om de Invoeringswet Wet IB 2001 zodanig aan te passen dat toch belastingheffing kan plaatsvinden over in het buitenland opgebouwde pensioenuitkeringen (het deel opgebouwd tot en met 1994).
- Voorkomen belastingafstel bij niet-reguliere afwikkeling pensioen of loonstamrecht in eigen beheer of oudedagsverplichting – Een dga dient de opgebouwde PEB-aanspraak, ODV-aanspraak of loonstamrechtaanspraak in beginsel periodiek uit te keren vanaf de (pensioen)ingangsdatum. Als echter op enig moment een handeling in strijd met de fiscale voorwaarden wordt verricht (bijvoorbeeld een zekerheidsstelling van het PEB, ODV of loonstamrecht), wordt de gehele pensioenaanspraak, ODV-aanspraak of loonstamrechtaanspraak op dat moment onzuiver. Voorgesteld wordt om bij een volgende oneigenlijke handeling, bijvoorbeeld het niet tijdig laten ingaan van de periodieke uitkeringen, opnieuw een heffingsmoment te creëren. Met het nieuwe heffingsmoment kiest het kabinet er bewust voor dat eerder verkregen rechtszekerheid door het verloop van de navorderings- en naheffingstermijn wordt doorbroken.
Delegatiebepaling Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen Om zoveel mogelijk evenwicht te bereiken tussen de toegepaste S&O-afdrachtvermindering en het in de rijksbegroting hiervoor opgenomen bedrag, kunnen de S&O-percentages bij ministeriële regeling worden gewijzigd. Voorgesteld wordt om met ingang van 1 januari 2025 naast de percentages ook de grens tussen de eerste en tweede schijf (het bedrag van € 350.000 in 2023) te kunnen aanpassen bij ministeriële regeling. Door de schijfgrens tussen de eerste en de tweede schijf van de S&O-afdrachtvermindering iets naar boven of beneden bij te stellen is een preciezere, meer fijnmazige afstemming met het beschikbare budget mogelijk dan met aanpassing van de percentages bereikt kan worden.
Uitzondering sleutelovereenkomst als verkrijging van economische eigendom Bij het aangaan van een sleutelovereenkomst kan sprake zijn van de verkrijging van de economische eigendom van onroerende zaken. Dat is het geval wanneer de verkrijger niet alleen de toestemming krijgt om de woning voorafgaand aan de levering te betreden, maar ook enig risico van waardeverandering en tenietgaan verkrijgt. Voorgesteld wordt dat het sluiten van een sleutelovereenkomst die door aard en inhoud daarvan leidt tot een verkrijging van de economische eigendom van een woning door een natuurlijk persoon die de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaat gebruiken wordt uitgesloten als verkrijging van economische eigendom van die woning, indien:
- de juridische eigendom van de woning (door middel van de levering) binnen zes maanden na het daadwerkelijk ingaan van de sleutelovereenkomst van die woning wordt verkregen;
- op de verkrijging van de juridische eigendom van die woning het zelfbewoningswoningtarief van 2% of de vrijstelling voor starters van toepassing is.
Uitbreiding van de startersvrijstelling en verlaagd tarief overdrachtsbelasting Er zijn situaties bekend, waarbij geen sprake is van een sleutelovereenkomst, waarin een verkrijging van economische eigendom die belast is tegen het algemene tarief ongewenst is. Het gaat bijvoorbeeld om situaties waarbij vooruitlopend op de juridische eigendomsverkrijging van een woning of van rechten waaraan deze is onderworpen (hierna: juridische eigendomsverkrijging) eerst de economische eigendom wordt verkregen door een verkrijger die de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaat gebruiken (het hoofdverblijfcriterium). Dit betekent dat bij de verkrijging van de economische eigendom vooruitlopend op de juridische eigendomsverkrijging meer overdrachtsbelasting wordt geheven dan in de situatie dat de verkrijger gelijktijdig de juridische en economische eigendom van de woning zou verkrijgen. Met deze wetswijziging wordt de verkrijging van de economische eigendom ook in andere situaties niet langer wettelijk van de startersvrijstelling en het verlaagde tarief uitgesloten. Dit houdt in dat de verkrijging van de economische eigendom van een woning in aanmerking kan komen voor het verlaagde tarief of de startersvrijstelling, mits aan alle overige wettelijke voorwaarden voor toepassing van het verlaagde tarief of de startersvrijstelling is voldaan.
VoV-vrijstelling voor aanhorigheden Op verkrijgingen (terugkopen) van woningen in het kader van ‘verkoop onder voorwaarden’ (VoV) kan vanaf 1 januari 2022 onder voorwaarden de zogenoemde VoV-vrijstelling worden toegepast. Met deze wijziging wordt hersteld dat onbedoeld de aanhorigheden bij woningen niet onder deze ‘VoV-vrijstelling’ kunnen vallen.
Gronden tot intrekking vergunning distilleertoestel en tabaksproductieapparaat Vergunningen van houders van distilleertoestellen die bijvoorbeeld geen distilleertoestel meer houden of die het distilleertoestel hebben verplaatst, kunnen niet ingetrokken worden. Het kabinet stelt voor om de gronden op basis waarvan een vergunning voor een distilleertoestel of voor een tabaksproductieapparaat kan worden ingetrokken in de WA op te nemen.
Afschaffing 27-jaargrens eerstegraads bloed- en aanverwanten toeslagpartnerschap Het kabinet acht het onwenselijk dat burgers met een nauwe familierelatie toeslagen mislopen of lagere aanspraken hebben op toeslagen, mogelijk met terugvorderingen tot gevolg. Daarom wordt voorgesteld om de leeftijdsgrens van 27 jaar te schrappen, zodat bloedverwanten in de eerste graad geen toeslagpartner meer kunnen worden.
Daarnaast wordt voorgesteld de doorwerkingsbepaling van het toeslagenpartnerbegrip naar het fiscaal partnerbegrip te schrappen. Deze bepalingen maken het momenteel mogelijk dat een ontpartnering van een aanverwant, onderhuurder of pleegkind bij de toeslagen automatisch leidt tot een ontpartnering bij de Wet IB 2001. Doordat de leeftijdsgrens in de inkomstenbelasting wel blijft bestaan, is een dergelijke automatische doorwerking onwenselijk geworden.
Uitzondering toetsingsinkomen bij kwijtscheldingswinst Bij een zakelijke kwijtschelding van een schuld door de schuldeiser ontstaat bij de ondernemer kwijtscheldingswinst. Op basis van de zogenoemde kwijtscheldingswinstvrijstelling is de winst als gevolg van een zakelijke kwijtschelding onder voorwaarden vrijgesteld van inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. De kwijtscheldingswinstvrijstelling is van toepassing voor zover de kwijtscheldingswinst groter is dan het verlies uit het jaar van de kwijtschelding en de te verrekenen verliezen uit eerdere jaren. Als de kwijtscheldingswinstvrijstelling niet van toepassing is, leidt dat in zoverre tot een hoger toetsingsinkomen voor de toeslagen, omdat de belastbare winst uit onderneming en het inkomen uit werk en woning worden verhoogd door de kwijtscheldingswinst. De staatssecretaris van Financiën heeft vooruitlopend op wetgeving door middel van het Verzamelbesluit Toeslagen goedgekeurd dat bij het toetsingsinkomen op verzoek van de burger geen rekening wordt gehouden met de kwijtscheldingswinst die niet geheel wordt vrijgesteld van inkomstenbelasting als gevolg van openstaande te verrekenen verliezen uit het verleden.
Vereenvoudiging bezwaar vaststellings- en terugvorderingsbeschikking Om de rechtsbescherming te verbeteren worden twee maatregelen voorgesteld. Allereest houdt een bezwaar tegen de vastgestelde hoogte van een toeslag ook een bezwaar in tegen de daarmee samenhangende beschikking tot terugvordering die in dezelfde brief bekend is gemaakt aan de burger. Ten tweede zal een bezwaar tegen een beschikking tot terugvordering ook een bezwaar inhouden tegen de daarmee samenhangende vastgestelde hoogte van een toeslag die in dezelfde brief bekend is gemaakt aan de burger. De voorgaande voorgestelde maatregelen gelden niet als uit het bezwaarschrift blijkt dat de burger alleen opkomt tegen de vaststelling van de toeslag dan wel de terugvordering.
Bepaling hoogte percentage belastingrente Met de voorgestelde wijziging wordt geregeld dat het percentage voor in rekening te brengen rente en te vergoeden rente verschillend kan worden vastgesteld. Tot deze wijziging wordt mede overgegaan vanwege het arrest van de Hoge Raad van 28 januari 2022. In dat arrest stelt de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:89) vast dat de belasting- en invorderingsrente die wordt vergoed aan een belastingplichtige dan wel belastingschuldige wanneer belasting is geheven in strijd met het Unierecht, minimaal hetzelfde percentage moet zijn als het percentage waarvoor de belastingplichtige bij een bank zou kunnen lenen.
Verlenging boetetermijn deelnemer Er zijn situaties waarin navordering of naheffing, al dan niet in combinatie met bestuurlijke beboeting, niet gedurende een periode van vijf jaar, maar gedurende een periode van twaalf jaar of onbeperkt mogelijk is. Er is echter niet voorzien in een bepaling om in dergelijke situaties de termijn voor beboeting van een ander dan de belasting- of inhoudingsplichtige zelf ook te verlengen. Hierdoor is deze termijn voor beboeting in die gevallen niet vergelijkbaar met de termijn waarbinnen aan de belasting- of inhoudingsplichtige een navorderings- of naheffingsaanslag opgelegd kan worden. Dat kan leiden tot de onwenselijke situatie waarbij navordering of naheffing en beboeting van de belastingplichtige mogelijk is vanwege de verlengde heffingstermijn, terwijl beboeting van een ander, bijvoorbeeld een betrokken adviseur of een feitelijk leidinggever, niet langer mogelijk is vanwege verloop van de termijn. Met de nieuwe regeling wil men bewerkstelligen dat beboeting van een ander dan de belasting- of inhoudingsplichtige gedurende een termijn van twaalf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de overtreding heeft plaatsgevonden mogelijk is, indien belastingheffing plaatsvindt met toepassing van de verlengde navorderings- of naheffingstermijn van twaalf jaar. Ook voor de situatie dat de belastingheffing plaatsvindt met toepassing van de onbeperkte navorderingstermijn, houdt het voorstel een verlenging van de boetetermijn van vijf naar twaalf jaar in.
Bepaling invorderingsrente De wettelijke grondslag om invorderingsrente in rekening te brengen wanneer een verliesverrekening plaatsvindt bij een belastingaanslag waarvan de betalingstermijn is verstreken, is 1 januari 2013 vervallen. Ondanks het ontbreken van een wettelijke grondslag is er in deze gevallen in de praktijk wél invorderingsrente in rekening gebracht. Met de voorgestelde wijziging wordt de omissie hersteld en wordt geregeld dat er wél invorderingsrente in rekening wordt gebracht wanneer de belastingaanslag waarvan de geldende betaaltermijn is verstreken, wordt verrekend met een terug te geven bedrag als gevolg van een verliesverrekening.
Wijziging bepaling fiscaal ingezetene in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen Met de voorgestelde wijziging wordt een taalkundige omissie hersteld. Dit herstel vindt plaats in het artikel waarin onder meer is opgenomen welke gegevens en inlichtingen een rapporterende platformexploitant,45 die rapporteert aan Nederland,46 is gehouden te rapporteren. De taalkundige omissie houdt in dat op dit moment per abuis wordt verwezen naar een “gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied”. De verwijzing moet echter enkel een “niet-Unierechtsgebied” betreffen.
Technische aanpassing omzetbelasting als gevolg van implementatie Horizontale accijnsrichtlijn 2020 In een aantal tabelposten wordt nu verwezen naar de Horizontale accijnsrichtlijn. Deze wijzigingen zijn technisch van aard en beogen geen inhoudelijke wijzing.
Bron: Wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2025, Ministerie van Financien, 17 september 2024
Geef een reactie