Het wetsvoorstel bevat de aangekondigde maatregelen in de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregelingen aanmerkelijk belang bij vererving of schenking in de inkomstenbelasting (DSR ab).
Toegang tot de BOR en de DSR ab wordt beperkt tot aandelen waarmee ondernemingsrisico wordt gelopen Met deze maatregel wordt de toegang tot deze bedrijfsopvolgingsfaciliteiten toegesneden op de doelstelling van de BOR en DSR ab, namelijk om een reële bedrijfsopvolging mogelijk te maken zonder dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt. Toegang tot de BOR en DSR ab staat niet langer open voor elk ab, maar wordt beperkt tot aandelen waarbij de erflater of schenker, al dan niet tezamen met zijn partner, een belang in de vennootschap heeft van ten minste 5% van het totale geplaatste kapitaal. De BOR en de DSR ab blijven daarnaast gelden voor preferente aandelen die in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging zijn uitgegeven. Opties op aandelen, winstbewijzen, ab-pakketten van minder dan 5% van het totaal geplaatste kapitaal, een ab op grond van de meesleepregeling en een fictief ab zijn uitgesloten van de BOR en DSR ab.
Ook is er voor gekozen tracking stocks in het geheel uit te sluiten. Na de uitsluiting voor de BOR en DSR ab van tracking stocks worden naar verwachting structuren aangepast door middel van een juridische splitsing, waarmee hetzelfde doel kan worden bereikt. Voor bepaalde gevallen wordt bij ministeriële regeling een overgangsregeling getroffen die erin voorziet dat de bezitsperiode van de tracking stocks en de bezitsperiode van de gewone aandelen in de (af)gesplitste vennootschap bij elkaar mogen worden opgeteld voor de toets aan de bezitseis als de (af)splitsing uiterlijk 31 december 2027 heeft plaatsgevonden. Dat is ruim drie jaar vanaf het moment van voorziene publicatie van de wet- en regelgeving.
Versoepeling van de bezits- en de voortzettingseis in de BOR Deze versoepelingen hebben betrekking op de zogenoemde bezitseis voor de erflater of schenker en de zogenoemde voortzettingseis (wettelijke term voortzettingsvereiste) voor de verkrijger. Met deze versoepelingen wordt een groot deel van de in de praktijk ervaren knelpunten opgelost. Naast een verkorting van de voortzettingstermijn van vijf jaren naar drie jaren die al ingaat per 1 januari 2025 voor verkrijgingen vanaf die datum, komen er meer mogelijkheden voor juridische herstructureringen. Het voorstel is om de tegemoetkomingen in de regelgeving uit te breiden, waardoor bij meerdere gebeurtenissen voldaan wordt aan de voortzettingseis.
Aanpak onbedoeld gebruik van de BOR op (zeer) hoge leeftijd Met dit voorstel is het niet de bedoeling om het starten of kopen van (een deel van) een onderneming (al dan niet door middel van een ab) op (zeer) hoge leeftijd onmogelijk te maken, maar wel om gebruikmaking van de BOR in dat soort situaties aan zwaardere voorwaarden te verbinden. De noodzaak daartoe wordt nog groter gelet op het voorstel tot verkorting van de voortzettingstermijn voor de BOR. Voor toepassing van de BOR vanaf een bepaalde leeftijd van de erflater of schenker zal een aanvullende voorwaarde van toepassing zijn.
Als aanvullende maatregel wordt voorgesteld om de bezitstermijn voor een onderneming (al dan niet door middel van een ab) te verlengen voor een erflater of schenker die de AOW-gerechtigde leeftijd ruimschoots heeft bereikt. De aanvullende maatregel wordt zo vormgegeven dat de maatregel niet van toepassing is op ondernemingen die een erflater of schenker uiterlijk binnen twee jaar na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd is gestart.
Aanpak specifieke constructie bedrijfsopvolgingscarrousel Er wordt een antimisbruikbepaling voorgesteld voor alle situaties dat iemand een onderneming verkoopt en later weer met toepassing van de BOR erft of geschonken krijgt. De antimisbruikmaatregel is ook van toepassing als de verkregen onderneming op de een of andere manier een voortzetting is van de verkochte onderneming.
Wijziging van de inwerkingtredingsdatum van de verruiming van de verwateringsregeling en de toegang voor kleine familiebelangen De verruiming van de verwateringsregeling naar belangen van minder dan 0,5% en het verruimen van de BOR naar directe belangen van minder dan 5%, mits er samen met de familie een belang van ten minste 25% is treden niet in werking per 1 januari 2025 maar op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Zoals in een Kamerbrief is benoemd, leiden deze maatregelen naar verwachting tot ongeoorloofde staatssteun. Daarom wordt goedkeuring gevraagd aan de Europese Commissie vóór inwerkingtreding.
Overige maatregelen bestaande uit het salderen van de schuld bij ter beschikking gestelde onroerende zaken en wetstechnische verbeteringen Als de aan de eigen vennootschap ter beschikking gestelde onroerende zaak door de schenker/erflater tegelijkertijd met aandelen wordt overgedragen, kan de BOR ook op het pand van toepassing zijn. Voor het bepalen van de hoogte van de BOR-vrijstelling wordt echter als gevolg van een omissie geen rekening gehouden met de (hypotheek)schuld die normaal gesproken gelijktijdig met het pand wordt overgedragen. Voorgesteld wordt deze omissie recht te zetten.
Daarnaast blijkt dat de maatregel waardoor bedrijfsmiddelen die zowel privé als zakelijk worden gebruikt, slechts voor de BOR en DSR ab kwalificeren voor zover deze in de onderneming worden gebruikt een ongewenst gevolg heeft. Dit wordt gecorrigeerd door het vreemd vermogen dat betrekking heeft op de bedrijfsmiddelen naar rato mee te nemen in de berekening. De voorgestelde wijzigingen treden op een enkele uitzondering per 1 januari 2026 in werking.
Bron: Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025, Ministerie van Financien, 17 september 2025
Geef een reactie