Om te voorkomen dat Nederland nog langer wordt gebruikt als toegangspoort naar laagbelastende jurisdicties en om het risico van belastingontwijking door het verschuiven van de (Nederlandse) belastinggrondslag naar laagbelastende jurisdicties te verkleinen, stelt het kabinet voor om per 2021 een conditionele bronbelasting op rente- en royaltybetalingen naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties in te voeren.
Geen uitzondering voor bedrijven met reële aanwezigheid
Het kabinet kiest ervoor dat reële aanwezigheid in Nederland van het betalende lichaam, dan wel in de laagbelastende jurisdictie bij het ontvangende lichaam dat gerechtigd is tot de voordelen, niet relevant is voor de toepassing van de bronbelasting.
Samenloop aftrekbeperkingen vennootschapsbelasting
Gezien het prohibitieve karakter van de bronbelasting is tevens geen uitzondering opgenomen in de bronbelasting voor gevallen waarin de betreffende rente- of royaltybetaling ook wordt geraakt door een bestaande of toekomstige aftrekbeperking in de vennootschapsbelasting.
Gelieerdheid
Voorgesteld wordt om de bronbelasting alleen van toepassing te laten zijn op rente- en royaltybetalingen aan gelieerde lichamen.
Er is sprake van gelieerdheid, indien het voordeelgerechtigde lichaam een kwalificerend belang heeft in het betalende lichaam of als het betalende lichaam een kwalificerend belang heeft in het voordeelgerechtigde lichaam.
Ook is sprake van gelieerdheid als een derde een kwalificerend belang heeft in zowel het voordeelgerechtigde lichaam als het betalende lichaam. Van een kwalificerend belang is sprake als er direct of indirect een zodanige invloed op de besluitvorming kan worden uitgeoefend dat daarmee de activiteiten van het andere lichaam kunnen worden bepaald. Daarvan zal in ieder geval sprake zijn indien het belang meer dan 50% van de statutaire stemrechten vertegenwoordigt.
Er kan ook sprake zijn van gelieerdheid als een voordeelgerechtigde, een betalend lichaam of een derde weliswaar zelf geen kwalificerend belang heeft, maar behoort tot een zogenoemde samenwerkende groep en die groep gezamenlijk een kwalificerend belang heeft. Het criterium voor gelieerdheid is ontleend aan jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU).
Laagbelastende jurisdictie
Overeenkomstig de daarvoor bij de toepassing van de aanvullende Controlled Foreign Company (CFC)-maatregel in de vennootschapsbelasting gekozen definitie wordt onder laagbelastende jurisdictie verstaan een bij ministeriële regeling aangewezen jurisdictie die lichamen niet of naar een tarief van minder dan 9% onderwerpt aan een belasting naar de winst of die is opgenomen op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
Belastingplicht bij rechtstreekse betalingen
De bronbelasting richt zich primair op rechtstreekse betalingen aan gelieerde lichamen gevestigd in een laagbelastende jurisdictie. Dit betreft zowel rente- en royaltybetalingen door lichamen die zijn gevestigd in Nederland als door lichamen die niet in Nederland zijn gevestigd, maar waarbij die rente- en royaltybetalingen toerekenbaar zijn aan een vaste inrichting in Nederland. Daarnaast zijn er nog enkele situaties die dusdanig vergelijkbaar zijn met een rente- of royaltybetaling aan een lichaam gevestigd in een laagbelastende jurisdictie, dat de bronbelasting ook in deze situaties verschuldigd zal zijn.
Allereerst de situatie waarin de voordeelgerechtigde van de renten of royalty’s niet is gevestigd in een laagbelastende jurisdictie, maar de rente- en royaltybetalingen worden toegerekend aan een vaste inrichting van die voordeelgerechtigde in een laagbelastende jurisdictie.
Ook een rente- of royaltybetaling aan een hybride lichaam kan in grote mate vergelijkbaar zijn met een betaling aan een lichaam in een laagbelastende jurisdictie. Dit betreft bijvoorbeeld de situatie dat de voordeelgerechtigde is gevestigd in een laagbelastende jurisdictie, maar deze voordeelgerechtigde vanuit Nederlands perspectief als transparant wordt beschouwd en vanuit het perspectief van het land waar de achterliggende participant van de voordeelgerechtigde als niet-transparant wordt beschouwd.
Een andere situatie waarbij sprake is van een hybride lichaam doet zich voor als vanuit Nederlands perspectief een voordeelgerechtigde als niet-transparant wordt beschouwd, maar in het land waarin de voordeelgerechtigde is gevestigd wel als transparant wordt beschouwd voor belastingdoeleinden.
Belastingplicht in misbruiksituaties
Op grond van het wetsvoorstel zal de bronbelasting niet alleen verschuldigd zijn bij rechtstreekse betalingen aan laagbelastende jurisdicties of in de eerdergenoemde daarmee vergelijkbare situaties. De bronbelasting is ook verschuldigd bij kunstmatige structuren die zijn bedoeld om Nederlandse bronbelasting te ontwijken. In de voorgestelde antimisbruikbepaling wordt de bronbelasting geheven van de tussenschakel Er is sprake van misbruik indien de tussenschakel is gerechtigd tot de voordelen met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van bronbelasting bij een ander te ontgaan en er sprake is van een kunstmatige constructie of transactie.
Heffingsgrondslag
Voorgesteld wordt om de bronbelasting te heffen over de brutovoordelen in de vorm van renten en royalty’s. Bij het bepalen van de voordelen wordt aangesloten bij het arm’slengthbeginsel.
Het begrip voordelen in de vorm van renten wordt ruim uitgelegd. Het gaat om elke vergoeding uit hoofde van geldleningen. Onder geldlening wordt verstaan een geldleningsovereenkomst, maar ook overeenkomsten die daarmee vergelijkbaar zijn, zoals bijvoorbeeld huurkoop en financial lease. Aan het begrip renten wordt een economische uitleg gegeven, zodat daaronder iedere vorm van vergoedingen voor het ter beschikking stellen van geld wordt begrepen.
Voor het begrip royalty wordt aangesloten bij het OESO-modelverdrag. Royalty’s zijn vergoedingen voor het gebruik van of het recht tot gebruik van de verschillende vormen van werken van literaire en kunstzinnige aard en vormen van intellectuele eigendom en vergoedingen voor inlichtingen over industriële, commerciële of wetenschappelijke ervaringen.
Wijze van heffing en tarief
Op grond van dit wetsvoorstel wordt de bronbelasting geheven door inhouding door het betalende lichaam dat de rente of royalty verschuldigd is. Dat lichaam is de inhoudingsplichtige. Het lichaam dat is gerechtigd tot de rente- of royaltybetaling is zoals hiervoor is aangegeven de voordeelgerechtigde. Dat lichaam is de belastingplichtige. Na inhouding dient de inhoudingsplichtige binnen een maand na afloop van het kalenderjaar aangifte te doen en de ingehouden belasting af te dragen aan de Belastingdienst. Voorgesteld wordt dat het tarief van de bronbelasting gelijk is aan het hoogste statutaire tarief in de vennootschapsbelasting. Per 2021 is dit op grond van de huidige voorstellen 21,7%.
Daarnaast worden maatregelen voorgesteld op het vlak van het formele belastingrecht en de invordering. Die maatregelen zijn dienstbaar aan het prohibitieve karakter van de bronbelasting en beogen mogelijk misbruik effectief te kunnen bestrijden. Ze zien in de eerste plaats op de vraag bij wie kan worden overgegaan tot het naheffen van bronbelasting. De maatregelen zijn voorts een uitbreiding van de bestaande informatie- en inlichtingenverplichtingen van de inhoudingsplichtige en de belastingplichtige. Tot slot wordt een nieuwe aansprakelijkheidsbepaling voorgesteld ten aanzien van de bronbelasting.
Officiële stukken wetsvoorstel Belastingplan 2020
- Wet Bronbelasting 2021 inclusief MvT
- Uitvoeringstoets Wet Bronbelasting 2021
- Nader rapport Wet Bronbelasting 2021
Meer uit het Pakket Belastingplan 2020:
Geef een reactie