In twee wetsvoorstellen zijn het rechtsherstel van box 3 en de overbruggingswet box 3 vastgelegd. Het rechtsherstel wordt ook toegepast op aanslagen over de kalenderjaren 2021 en 2022, aangezien deze aanslagen in de regel worden vastgesteld na 24 december 2021. Zoals al eerder aangekondigd wordt met ingang van het belastingjaar 2026 het nieuwe stelsel ingevoerd.
Wet rechtsherstel box 3
Met dit wetsvoorstel wordt het beleidsbesluit rechtsherstel box 3 in wetgeving vastgelegd. Het wetsvoorstel regelt het rechtsherstel voor deelnemers aan de massaalbezwaarprocedures over de jaren 2017 tot en met 2020 en voor aanslagen van alle andere belastingplichtigen die nog niet onherroepelijk vaststonden op 24 december 2021 of op die datum nog niet waren vastgesteld. Ook aanslagen over de kalenderjaren 2021 en 2022 worden lager vastgesteld indien de nieuwe berekening van het voordeel uit sparen en beleggen lager uitkomt dan de oorspronkelijke berekening in box 3.In het wetsvoorstel wordt vastgelegd dat de nieuwe berekening op basis van de forfaitaire spaarvariant wordt vergeleken met de berekening uit het oude stelsel. De berekening die het gunstigst is voor de belastingplichtige wordt toegepast. Belastingplichtigen die met de oude berekening meer belasting hadden betaald dan met de nieuwe berekening, krijgen dat deel terug. Belastingplichtigen voor wie de oude berekening gunstiger is, hoeven tot en met 2022 niet bij te betalen.
Overbruggingswet box 3
In dit wetsvoorstel wordt de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen aangepast. Deze nieuwe berekening wordt gebaseerd op de voor het rechtsherstel gekozen oplossing, de forfaitaire spaarvariant. De belastingheffing wordt gebaseerd op de werkelijke samenstelling van het vermogen. Het vermogen wordt hiertoe onderverdeeld in drie categorieën: banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Voor iedere vermogenscategorie geldt een afzonderlijk forfaitair rendementspercentage.
Voor het begrip banktegoeden wordt aangesloten bij het begrip deposito. Hiermee wordt een duidelijke afbakening van banktegoeden gegeven. Dit betekent dat alle box 3-bezittingen die niet vallen binnen de definitie van deposito en die geen schulden zijn als ‘overige bezittingen’ worden aangemerkt. Op een uitzondering na: contant geld wordt als de ‘fysieke evenknie’ van banktegoeden ook in de categorie banktegoeden opgenomen. Na de verdeling van het vermogen over de drie vermogenscategorieën is de berekening van het inkomen vergelijkbaar met de huidige berekening in box 3. Voor elke vermogenscategorie wordt een eigen forfaitair rendementspercentage voorgesteld.
De regering hecht aan het stimuleren van groen sparen en beleggen via de regeling groenprojecten. Met betrekking tot groene beleggingen ontstaan daarom twee nieuwe rubrieken in de aangifte, namelijk groene spaartegoeden en groene beleggingen. Voorgesteld wordt om de vrijstelling eerst in mindering te brengen op de groene beleggingen. Het eventueel resterende deel van de vrijstelling wordt in mindering gebracht op de groene spaartegoeden.
Om peildatumarbitrage te voorkomen wordt daarom een bepaling voorgesteld. Deze bepaling zorgt ervoor dat het tijdelijk omzetten van vermogensbestanddelen niet leidt tot een lagere belastingheffing. Voor zover bij het handelen van de belastingplichtige sprake is van zakelijke overwegingen, is geen sprake van peildatumarbitrage. Op verzoek dient de belastingplichtige dit aannemelijk te kunnen maken. Onder zakelijke overwegingen worden in dit verband verstaan niet-fiscale overwegingen.
Geef een reactie