In een proefprocedure oordeelt Rechtbank Noord-Nederland dat de waardering van landbouwgrond op de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming (WEVAB) niet in overeenstemming was goed koopmansgebruik.
Naar aanleiding van het gerucht dat de landbouwvrijstelling zou worden afgeschaft per 21 september 2010, wijzigde een melkveehouder op initiatief van zijn adviseur zijn stelsel van waardering van landbouwgronden. In zijn aangifte IB vond een herwaardering plaats naar de WEVAB. Op de winst van € 1,4 miljoen die hij hierbij realiseerde paste hij de landbouwvrijstelling toe. De inspecteur corrigeerde de herwaardering en de zaak kwam als proefprocedure bij Rechtbank Noord-Nederland. De rechter stelde voorop dat goed koopmansgebruik ook van toepassing is op de waardering van vermogensbestanddelen waarop de landbouwvrijstelling van toepassing is. De WEVAB moest daarom in overeenstemming zijn met goed koopmansgebruik (realiteitsbeginsel, realisatie- en voorzichtigheidsbeginsel en eenvoudbeginsel). De rechtbank oordeelde dat de waardering van de landbouwgronden op WEVAB zo zeer was strijd met het realiteits- en realisatiebeginsel dat het stelsel niet in overeenstemming was met goed koopmansgebruik. Het hanteren van dit stelsel kon namelijk meebrengen dat er winst werd verantwoord lang voordat deze was gerealiseerd. En door het hanteren van de WEVAB als waarde in plaats van de WEV was het de vraag of deze winst in werkelijkheid bij realisatie zou worden behaald. Daarom werd geen recht gedaan aan de economische werkelijkheid. Ook was het stelsel volgens de rechtbank in strijd met het eenvoudigheidsbeginsel. De vraag of de stelselwijziging zelf in overeenstemming was met goed koopmansgebruik kon in het midden blijven. De inspecteur had de aanslag voor het juiste bedrag opgelegd.
Wet: artikel 3.12 Wet IB 2001, artikel 3.25 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland, 5 september 2013 (gepubliceerd 9 september 2013), ECLI:NL:RBNNE:2013:5368
Geef een reactie