Minister Van Gennip heeft in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven dat er verschillende oorzaken zijn die leiden tot een loonloos tijdvak. Dit kan gevolgen hebben voor de hoogte van het dagloon (en dus voor de hoogte van de uitkering) voor WIA-gerechtigden. Er zijn samen met UWV diverse oplossingen onderzocht alsmede de voor- en nadelen.
Aanleiding voor het onderzoek zijn een knelpuntenbrief van UWV en een rapport van Panteia ‘Hardvochtige effecten op burgers door knelpunten in (uitvoering) wet- en regelgeving binnen de sociale zekerheid’. Daarnaast is een motie ingediend om een oplossing te vinden specifiek voor WIA-gerechtigden die een lager dagloon krijgen (en daardoor een lagere uitkering) als gevolg van een zogenoemd ‘loonloos tijdvak’, dat is ontstaan door toekenning van een WW-uitkering in de WIA-referteperiode. Met name het loonloze tijdvak dat veroorzaakt wordt door de toekenning van een WW-uitkering tijdens de WIA-referteperiode, wordt ervaren als een hardheid.
Loonloos tijdvak
Wanneer iemand in een aangiftetijdvak (periode van een maand of vier weken) geen loon heeft ontvangen, is er sprake van een loonloos tijdvak. In het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (Dagloonbesluit) is geregeld dat voor de WIA, WW en de ZW in het geval dat als er geen of minder loon is genoten tijdens een dienstbetrekking als gevolg van ziekte, overeengekomen verlof of werkstaking, er kan worden uitgegaan van een ander loonaangiftetijdvak. Daarnaast is in het Dagloonbesluit specifiek voor de WW en ZW geregeld dat dagloondagen van loonloze tijdvakken voor de berekening van het WW- en ZW-dagloon niet meetellen. Voor de berekening van het WIA-dagloon hebben loonloze tijdvakken die in de referteperiode vallen – wanneer deze niet door ziekte, overeengekomen verlof of werkstaking komen – wel een dagloonverlagend effect.
Wanneer er in een loonaangiftetijdvak geen loon is genoten (bijvoorbeeld omdat er geen sprake is van een dienstverband of uitkeringsrelatie), staan er over de betreffende periode geen gegevens in de polisadministratie.
WIA-referentieperiode
Doordat loonloze tijdvakken zich op verschillende momenten in de WIA-referteperiode kunnen voordoen, kan het effect op de WIA-dagloonvaststelling verschillen. Wanneer het loonloze aangiftetijdvak zich aan het begin van de WIA-referteperiode voordoet, voldoet de werknemer aan de criteria voor de ‘starters/herintredersbepaling’, waardoor een hoger dagloon kan worden toegekend omdat de dagloondagen tot aan de aanvang van de dienstbetrekking niet meetellen. In het geval dat de loonloze periode zich elders in de WIA-referteperiode voordoet treedt het beschreven verlagende effect wel op. Bij de WW/ZW-dagloonvaststelling treedt dit verlagende effect niet op omdat daar loonloze aangiftetijdvak niet meetellen.
De conclusie van het onderzoek is dat alle oplossingsrichtingen voor- en nadelen kennen met uiteenlopende financiële consequenties en uitvoerbaarheid, waarover de minister verder in gesprek gaat.
Geef een reactie