Als een belastingplichtige door schending van de hoorplicht wordt benadeeld, kan een uitspraak op bezwaar niet in stand blijven. Met enkel een uitnodiging voor een hoorgesprek binnen vier werkdagen, heeft de inspecteur zich niet van zijn plicht gekweten.
In een zaak voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant had de Belastingdienst een onderneming op 30 juni 2015 benaderd om een hoorzitting te plannen. Deze hoorzitting zou volgens de fiscus uiterlijk op 6 juli 2015 moeten plaatsvinden. De onderneming had de Belastingdienst laten weten dat zij niet in de gelegenheid was om op zo’n korte termijn te kunnen reageren. Daarop had de inspecteur het bezwaarschrift afgewezen. In geschil was of het hoorrecht in deze bezwaarprocedure was geschonden. De rechtbank oordeelde dat van belang was of de onderneming was benadeeld door schending van haar hoorrecht. De onderneming was volgens de rechtbank niet in de gelegenheid gesteld om adequaat te reageren. Door de onderneming pas op 30 juni 2015 uit te nodigen, kon de onderneming zich maar vier werkdagen voorbereiden. De rechtbank heeft daarom in deze tussenuitspraak de Belastingdienst opdracht gegeven om de onderneming alsnog te horen en zo nodig haar uitspraak op bezwaar te herzien.
Wet: artikel 25 AWR en artikel 7:2 AWB
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 oktober 2016 (gepubliceerd 5 januari 2017) ECLI:NL:RBZWB:2016:6654
Geef een reactie