Het kabinet stelt dat het belasten van het werkelijk behaalde rendement op vermogen wel degelijk mogelijk is. Drie mogelijkheden zijn daartoe onderzocht, laat staatssecretaris Wiebes weten aan de Eerste Kamer en Tweede Kamer.
De eerste variant is een vermogensaanwasbelasting op alle vermogensbestanddelen. Elk jaar betaalt de belastingplichtige over ontvangen rentes, dividenden en behaalde koerswinsten.
De tweede variant is een vermogenswinstbelasting. De belastingplichtige moet meteen belasting betalen over ontvangen rentes en dividenden. Koerswinsten worden echter pas belast zodra deze worden gerealiseerd.
In de derde variant wordt het rendement voor elke vermogenstitel over een belastingjaar achteraf forfaitair vastgesteld. Het vermogen van de belastingbetaler aan het begin van het jaar wordt toegerekend aan de bestanddelen spaargeld, aandelen, obligaties, onroerend goed en overig. Op de waarde van ieder van die bestanddelen wordt na afloop van het jaar bij de individuele belastingbetaler forfaitair het gemiddelde (macro) rendement van ieder van die bestanddelen toegepast.
De drie varianten hebben zowel voor- als nadelen, schetst Wiebes in zijn brief. Een definitief oordeel wil het kabinet pas vormen na de Kamer gehoord te hebben.
Meer informatie: Kamerbrief over box 3 (20 september 2016)
Geef een reactie