De staatssecretaris van Financiën wijzigt het besluit van 21 juni 2013, nr. BLKB/2013/642M (Stcrt. 2013, 17978). De wijziging houdt verband met de intrekking van de Wet inrichting landelijk gebied.
De voor de kavelruilvrijstelling relevante bepalingen uit die wet zijn met ingang van 1 januari 2024 opgenomen in de Omgevingswet. Dit werkt door naar de onderdelen 1.1, 2.4, en 4 van het besluit van 21 juni 2013. Het beleid voor kavelruil landelijk gebied is opgenomen in het nieuwe onderdeel 4.2. Dit onderdeel is aangevuld met het beleid dat de Belastingdienst hanteert bij toepassing van de vrijstelling voor kavelruil landelijk gebied.
Een verkrijging krachtens herverkaveling of kavelruil landelijk gebied is vrijgesteld van overdrachtsbelasting (zie artikel 15, eerste lid, onderdeel l, van de WBR).
Voor de beoordeling of sprake is van een kavelruil landelijk gebied is bepalend of aan de omschrijving en criteria van de Omgevingswet wordt voldaan. In artikel 12.47, eerste lid, van de Omgevingswet wordt de kavelruil landelijk gebied gedefinieerd. Volgens deze bepaling strekt de kavelruil landelijk gebied tot verbetering van een gebied in overeenstemming met de functies die aan de betrokken locaties zijn toegedeeld. Bij de parlementaire behandeling van de Omgevingswet is aangegeven dat de verbeteringseis voor kavelruil in artikel 12.47 van belang is voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting en dat die vrijstelling alleen geldt voor een kavelruil landelijk gebied die strekt tot verbetering van een gebied. Daarbij is opgemerkt dat de Belastingdienst toetst of aan deze voorwaarde voor vrijstelling van de overdrachtsbelasting is voldaan.
Sinds 1 januari 2024 valt het toezicht op de naleving van deze voorwaarde daarmee onder de verantwoordelijkheid van de Belastingdienst. Gebleken is dat in de praktijk behoefte bestaat aan inzicht in de criteria die de Belastingdienst bij dit toezicht hanteert.
De Belastingdienst zal terughoudend omgaan met het beoordelen of de kavelruil landelijk gebied strekt tot verbetering van het gebied in overeenstemming met de functies die aan de betrokken locaties zijn toebedeeld. Dit betekent dat niet bij elke akte van kavelruil door de inspecteur wordt getoetst of er sprake is van verbetering. Beoordeling of sprake is van verbetering zal met name aan de orde komen in situaties waarin volgens de inspecteur sprake is van onbedoeld gebruik van de vrijstelling. Van onbedoeld gebruik van de vrijstelling kan geen uitputtende lijst met voorbeelden worden gegeven, maar met name de volgende situaties kunnen in de praktijk als onbedoeld gebruik worden beschouwd:
1.een onroerende zaak, zoals bijvoorbeeld een perceel grond, wordt kort voor de kavelruil geleverd aan de inbrenger en dezelfde onroerende zaak wordt via een akte van kavelruil vervolgens weer geheel of gedeeltelijk teruggeleverd aan een vorige eigenaar;
2.een onroerende zaak, die voor de kavelruil geen enkele zelfstandige reële betekenis heeft, wordt door een inbrenger aan de kavelruil toegevoegd, uitsluitend om op deze wijze een kavelruil met drie of meer partijen mogelijk te maken;
3.een of meer woningen of andere opstallen die niet functioneel zijn verbonden met een nabijgelegen agrarisch bedrijf worden aan de kavelruil toegevoegd;
4.de overdracht van een aandeel in de onverdeelde eigendom van een onroerende zaak, als niet gelijktijdig de overige aandelen in de onverdeelde eigendom van die onroerende zaak worden ingebracht.
De Belastingdienst kan nagaan of de kavelruil daadwerkelijk tot verbetering van het landelijk gebied strekt. Of hiervan sprake is, is een zelfstandige toets en hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval. Dit laat onverlet dat ook andere kavelruilakten kunnen worden beoordeeld als de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven. In alle gevallen geldt overigens dat belanghebbenden die twijfelen of een voorgenomen kavelruil aan de fiscale voorwaarden voldoet, hierover in vooroverleg met de inspecteur kunnen treden.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 29 augustus 2024.
Bron: Besluit van 22 augustus 2024, nr. 2024-0000014892, Ministerie van Financiën, Stcrt. 2024, 27607
Geef een reactie