De gemeente kan voor het bepalen van de WOZ-waarde een referentiewoning gebruiken waarvan de verkoopdatum 17 maanden voor de waardepeildatum ligt. Volgens rechtbank Alkmaar is in dat geval sprake van vergelijkbaarheid op voorwaarde dat voldoende rekening is gehouden met eventuele verschillen tussen de woning en de referentiewoning.
In een zaak voor Rechtbank Alkmaar stelde een eigenwoningbezitter dat de waarde van haar woning te hoog was vastgesteld. Zij vond dat de verkoopdatum van de vier gebruikte referentiewoningen te ver lagen van de waardepeildatum. Bij twee van de referentiewoningen lag de verkoopdatum ruim 17 maanden en bij de andere ongeveer 24 maanden voor de waardepeildatum. Ook zouden de referentiewoningen verschillen in ligging, kavelgrootte en aan- en bijgebouwen. Het was dus aan de heffingsambtenaar om de WOZ-waarde te onderbouwen. Volgens de rechtbank was de heffingsambtenaar daarin geslaagd. Twee van de referentiewoningen waaronder één die 17 maanden voor de waardepeildatum was verkocht, waren bruikbaar. De heffingsambtenaar had aan de hand van een toelichting van de berekeningen met kubieke en vierkante meterprijzen bewezen dat hij voldoende rekening had gehouden met de verschillen. Zie in dit kader ook het bericht ‘WOZ-vergelijkingsobjecten mogen anders zijn’. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de woning aan de hand van deze twee referentiewoningen was te herleiden. De rechtbank vond de vastgestelde waarde niet onredelijk, gezien het feit dat de waarde van de woning ruim € 80.000 lager was dan de verkoopprijs van de referentiewoningen.
Meer informatie: Rechtbank Alkmaar, 29 maart 2012 (gepubliceerd 11 april 2012), LJN: BW1652
Geef een reactie