Zakelijke kosten zijn alleen aftrekbaar bij een bron van inkomen. Om een bron van inkomen te hebben moet men deelnemen aan het economische verkeer, het subjectieve oogmerk hebben om voordeel te behalen en de objectieve verwachting hebben dat men dit voordeel redelijkerwijs kan behalen.
Een vrouw was in dienstbetrekking werkzaam en ontving ook een uitkering van het UWV. Daarnaast hield zij zich bezig met het schrijven van scenario’s voor film en toneel. Voor deze werkzaamheden had de vrouw zich ook als ondernemer ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Gedurende enkele jaren gaf de vrouw de opbrengsten van deze werkzaamheden in haar aangifte aan als resultaat uit overige werkzaamheden. De resultaten waren steeds negatief en uiteindelijk schreef de vrouw de activiteiten uit het handelsregister. In geschil bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de vraag of de kosten die de schrijfster had gemaakt in aftrek konden worden gebracht.
Geen bron van inkomen
De rechtbank overweegt dat de schrijfster zakelijke kosten alleen in aftrek kan brengen als er een bron van inkomen is. De werkzaamheden moeten zijn verricht in het economische verkeer met het oogmerk om daarmee voordeel te behalen. Bovendien moet de vrouw daarmee de objectief bepaalbare verwachting hebben dat zij dit voordeel redelijkerwijs kan behalen. Voor het beantwoorden van de vraag of er een redelijke voordeelsverwachting is, zijn mogelijk ook feiten en omstandigheden van andere jaren relevant. De rechtbank vindt dat de schrijfster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij met het schrijven van scenario’s een bron van inkomen had. Relevant voor dit oordeel is het feit dat zij uitsluitend negatieve resultaten behaalde met de werkzaamheden. Bovendien werden de opbrengsten van de werkzaamheden steeds minder en bedroegen deze zelfs de laatste jaren nihil. Daarbij komt ook dat de vrouw al niet meer is ingeschreven als ondernemer bij de Kamer van Koophandel. Door deze omstandigheden vindt de rechtbank dat de vrouw in redelijkheid niet kon en mocht verwachten dat zij in de toekomst winst zou behalen met het schrijven van scenario’s. De rechtbank gelooft ook niet dat de activiteiten winstgevend zouden zijn geweest als de vrouw niet ziek zou zijn geweest, omdat de vrouw hiervoor geen bewijsstukken heeft overgelegd.
Wet: art. 3.4 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 28 februari 2019 (gepubliceerd 25 juni 2019), ECLI:NL:RBZWB:2019:1630
Geef een reactie