De veronderstelling dat betrokkenen de waardeontwikkeling van een woning kunnen voorzien tot de datum van levering, is fout. Voor de vaststelling van de waarde van een woning of andere onroerende zaak is om die reden de hoofdregel dat de koopprijs de waarde ten tijde van de koopovereenkomst representeert, aldus de Hoge Raad.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen hanteerde de datum van levering als bepalend bij de bepaling van de WOZ-waarde van woningen op waarde peildata. Een woningeigenaar was het daarmee niet eens. Volgens hem mocht de gemeente voor de bepaling van de WOZ-waarde van zijn woning de waarde van een bepaalde referentiewoning best gebruiken, maar dan moest de gemeente rekening houden met enige waardedaling na de koopdatum. Dit omdat de peildatum tussen datum van koop en levering in lag. Het tegenargument van het college was dat kopers rekening houden met de waardeontwikkeling tot aan de leverdatum. De Hoge Raad is het daarmee niet eens. Mensen kunnen niet in de toekomst kijken. De koopprijs van een woning moet om die reden worden gelijkgesteld aan de waarde van de woning op het tijdstip van de koop. Uit overweging van uitvoerbaarheid kan in beginsel toch wel worden uitgegaan van het tijdstip van levering als aan twee voorwaarden is voldaan. De eerste is dat bij de koop een zakelijke prijs is overeengekomen. De tweede is dat niet meer dan drie maanden zijn verstreken tussen de koopovereenkomst en de levering. Bij bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. In dat geval ligt de bewijslast bij de partij die bijzondere omstandigheden stelt.
Wet: artikel 17, lid 2, Wet WOZ
Meer informatie: Hoge Raad 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:113
Geef een reactie