Als de gemeente het bedrag van een WOZ-beschikking naar aanleiding van een bezwaarschrift sterk vermindert, mag men volgens Hof Den Haag erop vertrouwen dat de gemeente daarbij een bewust een standpunt heeft ingenomen. Als de gemeente later merkt dat de vermindering berustte op een onjuist inzicht, moet zij dit doorgeven aan de belanghebbende. Pas over het jaar na deze bekendmaking mag de gemeente een hogere WOZ-waarde vaststellen.
De zaak voor het hof betrof een man die begin 2011 een watertoren had gekocht voor € 202.000 en kort daarop de toren te koop zette voor € 250.000. Deze watertoren was een rijksmonument en had als bestemming maatschappelijke doeleinden. Over het jaar 2012 was de WOZ-waarde van de watertoren vastgesteld op € 1. Nadat de man in bezwaar was gegaan, stelde de gemeente over de jaren 2013 en 2014 de WOZ-waarde eveneens op € 1. De gemeente kwam tot deze waardering op grond van een onjuiste rechtsopvatting, zo stelde de rechter vast. Maar de man mocht ervan uitgaan dat de gemeente bewust een standpunt had ingenomen. Pas in 2015 kreeg hij te horen dat de lage waardering berustte op een onjuiste rechtsopvatting. Op basis van het vertrouwensbeginsel moest de gemeente de WOZ-beschikking over 2015 stellen op € 1.
Wet: artikelen 17 en 18 Wet WOZ
Meer informatie: Hof Den Haag, 20 juli 2016 (gepubliceerd 2 augustus 2016), ECLI:NL:GHDHA:2016:2318
Geef een reactie