De gemeente mag in beginsel van iedere garagebox afzonderlijk de WOZ-waarde vaststellen op basis van vergelijkingsmethode. Dit geldt onder omstandigheden ook als iemand garageboxen in een garagecomplex aan verschillende gebruikers verhuurd.
Om de WOZ-waarde van onroerende zaken te bepalen kan de gemeente gebruik maken van verschillende methodes. De gemeente kiest vooral bij woningen vaak voor de methode van systematische vergelijking. Daarbij neemt zij de waarde van vergelijkingsobjecten als uitgangspunt. Een belangrijk punt is dat de gemeente voldoende rekening moet houden met de verschillen tussen de te waarderen object en de vergelijkingsobjecten. Zie in dit kader het bericht ‘WOZ-vergelijkingsobjecten mogen anders zijn’.
In bepaalde gevallen gaat de gemeente echter uit van de huurwaardekapitalisatiemethode (de beleggingswaarde). Zo pleitte een man in een zaak voor Hof Den Haag voor toepassing van deze methode voor de bepaling van de WOZ-waarde van een aantal garageboxen die hij verhuurde in een garagecomplex. Het hof vond echter dat de gemeente terecht de WOZ-waarde van iedere garagebox afzonderlijk had vastgesteld aan de hand van individuele vergelijkbare garageboxen. Volgens het hof kon de gemeente de garageboxen niet als één object waarderen, nu de garageboxen verschillende gebruikers hadden. Bovendien had de gemeente bij de waardebepaling op basis van de vergelijkingsmethode voldoende rekening gehouden met de onderlinge verschillen. De gemeente had de WOZ-waarde van elk garagebox namelijk juist om deze reden al verlaagd. De WOZ-waarde was volgens het hof niet te hoog.
Wet: artikel 17 WOZ
Meer informatie: Hof Den Haag, 27 april 2012 (gepubliceerd 23 mei 2012,) LJN: BW6453
Geef een reactie