Voor de bepaling van de WOZ-waarde van een verhuurd kantoorpand kan niet worden aangesloten bij verkoopprijzen van transacties waarbij de prijsvorming is beïnvloed door bestaande huurcontracten. Dit heeft de Hoge Raad beslist.
Een bv die een pand in verhuurde staat kocht stapte naar de rechter, omdat zij vond dat de waarde van het pand op een te hoog bedrag was vastgesteld. Volgens de gemeente was de koopsom de WOZ-waarde. Het hof stelde dat nu de verkooptransactie zo dicht lag bij de waardepeildatum, de partijen bij de totstandkoming van die verkoopprijs ook rekening zouden hebben gehouden met het bestaan van de kort voor de aankoop verlengde huurovereenkomst. Maar de Hoge Raad was een andere mening toegedaan. Door voor de waardebepaling uit te gaan van de verkoopprijs die tot stand was gekomen met inachtneming van de op de waardepeildatum bestaande huurovereenkomst zouden de WOZ-waarden van identieke beleggingspanden van elkaar verschillen. En dat alleen omdat de inhoud van de lopende huurcontracten onderling verschilt of omdat het ene pand wel verhuurd is en het andere leeg staat. Volgens de Hoge Raad was dit in strijd met de objectivering die met de overdrachts- en verkrijgingsficties in de Wet WOZ is beoogd. De vereiste waardering naar objectieve maatstaven wordt bereikt door ervan uit te gaan dat het pand op de waardepeildatum vrij opleverbaar wordt verkocht aan de meestbiedende gegadigde. De Hoge Raad oordeelde dat dit ook geldt voor panden waarvoor beleggers de beste gegadigden zijn. De bv werd dus in het gelijk gesteld. De Hoge Raad vernietigde de hofuitspraak en verwees de zaak een andere hof voor nader onderzoek.
Wet: artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ
Meer informatie: Hoge Raad, 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:982
Geef een reactie