Een verzoek tot wraking is geen bijzondere omstandigheid die ervoor zorgt dat de periode van overschrijding van de redelijke termijn naar beneden mag worden bijgesteld. Dit oordeelt de Hoge Raad.
In deze zaak had het hof de termijn van overschrijding van de redelijke termijn naar beneden bijgesteld, omdat sprake zou zijn van een bijzondere omstandigheid die deels aan belanghebbende was toe te rekenen. Belanghebbende had namelijk tot twee maal toe (zonder succes) de rechter gewraakt. De Hoge Raad oordeelde echter anders. Afwijking van de vuistregels over het vaststellen van de termijnen (neergelegd in ECLI:NL:HR:2005:AO9006) mag alleen bij bijzondere omstandigheden. Hiervan is geen sprake als de behandeling van een zaak ter zitting moet worden onderbroken omdat een verzoek tot wraking is ingediend. De overschrijding van de redelijke termijn moest daarom worden gesteld op zeven maanden. Dit leidde tot een vergoeding voor immateriële schade van € 1000, in plaats van zes maanden en een schadevergoeding van € 500.
Meer informatie: Hoge Raad, 7 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3119
Geef een reactie