Als verschillende (rechts)personen een samenwerkingsverband willen opzetten, maakt dit hen niet automatisch tot gelieerde partijen voor wat betreft de zakelijkheid van leningen. Dit werd duidelijk in een zaak voor Rechtbank Noord-Holland.
Overigens was het in deze zaak juist de belanghebbende die probeerde aannemelijk te maken dat een overeengekomen geldlening onzakelijk was. Het betrof een bv die een lening had afgesloten voor de financiering van apparatuur ten behoeve van een samenwerkingsverband. Uiteindelijk kwam het beoogde project – de exploitatie van een satellietcommunicatiesysteem in Guinee – niet van de grond. De schuldeiser en de bv kwamen overeen dat zij niets meer van elkaar hadden te vorderen. Het vervallen van een zakelijke schuld is belast, zodat de bv baat had bij de kwalificatie van onzakelijke lening. In dat geval zou de vrijval kunnen plaatsvinden in de onbelaste kapitaalsfeer. Ondanks het beoogde samenwerkingsverband was de schuldeiser echter geen gelieerde partij, maar een derde. De schuldeiser had geen (aandelen)belang in de bv en evenmin zo’n belang verkregen. De lening bevatte wel onzakelijke voorwaarden, maar de kwalificatie van de lening als verkapte kapitaalstorting was daarmee volgens de rechtbank nog niet aan de orde. Ook fiscaal was sprake van een zakelijke lening.
Wet: artikelen 8b en 10, eerste lid, onderdeel d Wet Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland, 3 juni 2014 (gepubliceerd 26 juni 2014), ECLI:NL:RBNHO:2014:4900
Geef een reactie