Voor zowel de vennootschapsbelasting als voor de overdrachtsbelasting bestaat een vrijstelling bij afsplitsing van een deel van een onderneming. Ook kennen de beide bepalingen antimisbruikregelgeving. Echter het begrip misbruik is voor de overdrachtsbelasting anders gedefinieerd dan voor de vennootschapsbelasting.
Bij een juridische afsplitsing zijn twee situaties te onderkennen:
1. De zuivere splitsing. Hierbij verdwijnt de splitsende vennootschap en gaat het vermogen van die vennootschap onder algemene titel over op twee of meer nieuwe opgerichte vennootschappen.
2. De afsplitsing. Hierbij blijft de afsplitsende vennootschap bestaan. Een deel van het vermogen van die afsplitsende vennootschap gaat onder algemene titel over op een nieuw op te richten vennootschap.
Splitsingsvrijstelling vennootschapsbelasting
Voor de vennootschapsbelasting is de afsplitsing geregeld in artikel 14a Wet VPB 1969. De faciliteit kent een antimisbruikfaciliteit. De faciliteit is niet van toepassing als de splitsing in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Ook is een juridische afsplitsing niet toegestaan als de splitsing niet plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen zoals herstructurering of rationalisering van de actieve werkzaamheden van de splitsende rechtspersoon. Een bewijsvermoeden van misbruik geldt als de aandelen in de overdragende of overnemende B.V. binnen drie jaar na de splitsing worden vervreemd. Alleen als blijkt dat geen misbruik is beoogd, leidt splitsing niet tot belastingheffing.
Splitsingsvrijstelling overdrachtsbelasting
Bij een juridische splitsing geldt ook voor de overdrachtsbelasting een vrijstelling als men aannemelijk maakt dat de splitsing niet in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Van het ontgaan of uitstellen is sprake als de splitsing niet plaatsvindt op basis van zakelijke overwegingen zoals herstructurering of rationalisering van de actieve werkzaamheden van de splitsende en verkrijgende rechtspersoon. Ook hier geldt een bewijsvermoeden bij vervreemding van aandelen in de overdragende en de overnemende vennootschap binnen drie jaar. Bij vervreemding van de aandelen binnen drie jaar is sprake van misbruik, tenzij men aannemelijk kan maken dat aan de vervreemding van de aandelen zakelijke overwegingen ten grondslag liggen.
Gelijke monniken gelijke kappen?
Beide bepalingen kennen een nagenoeg gelijke formulering voor toetsing of sprake is van misbruik. In het arrest Zwijnenburg moest het Hof van Justitie EU (HvJ 20 mei 2010, ECLI:EU:C:2010:282) een oordeel geven of een vrijstelling vennootschapsbelasting gold bij overgang van vermogen onder algemene titel als het motief daarvoor lag in de besparing van overdrachtsbelasting. Er was sprake van een bedrijfsopvolging van ouders naar kinderen. De modezaak Zwijnenburg was via een holding al indirect in handen van de zoon en zijn echtgenote. De zoon had ook de eigendom van een pand en een ander pand huurde de modezaak van Zwijnenburg Beheer B.V., waarvan de aandelen in handen waren van de ouders. De bedoeling was dat de zoon de modezaak en het pand dat in zijn bezit was, zou inbrengen in Zwijnenburg Beheer B.V. Voor deze inbreng wenste men een beroep te doen op de fusievrijstelling. Op een later moment zou de zoon de aandelen in Beheer overnemen. De reden deze route te bewandelen was gelegen in de wens om bij overdracht van het pand geen overdrachtsbelasting te betalen. Het HvJ overweegt dat de faciliteit van de bedrijfsfusie niet mag worden geweigerd voor een belastingplichtige die een heffing wil voorkomen van een belasting die niet binnen de sfeer van de Moeder/dochterrichtlijn valt. De antimisbruikbepaling voor de vennootschapsbelasting moet ‘eng’ worden uitgelegd en alleen in uitzonderingssituaties worden toegepast.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 juli 2017
In enkele rechterlijke uitspraken komt de vraag aan de orde of aan de geclaimde splitsingsvrijstelling zakelijke overwegingen ten grondslag lagen. In de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 juli 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4482 wilde een B.V. de onderneming uit een andere B.V. overnemen met uitzondering van een aantal onroerende zaken. De onroerende zaken die de overnemende B.V. niet wilde overnemen van de overdragende B.V. werden afgesplitst naar een nieuw opgerichte vennootschap. Voor de vennootschapsbelasting slaagde uiteindelijk het beroep op de splitsingsfaciliteit. Over de zakelijke motieven voor de overdrachtsbelasting overwoog de rechtbank: ‘De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende, met hetgeen zij heeft gesteld, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de splitsing hoofdzakelijk op zakelijke overwegingen heeft plaatsgevonden. De beoordeling of de splitsing is ingegeven door zakelijke motieven en de wijze waarop de splitsing is vormgegeven, dient plaats te vinden vanuit de positie van de bij de splitsing betrokken rechtspersonen.’ Geen vrijstelling van overdrachtsbelasting bij de afsplitsing.
Hof Arnhem-Leeuwarden 7 juni 2016
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde op 7 juni 2016 in een geval van een juridische fusie, waarvoor eenzelfde zakelijkheidstoets geldt, wel positief. In Hof Arnhem-Leeuwarden 7 juni 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4545 fuseerden twee stichtingen. Als redenen daarvoor gaven de stichtingen aan het behalen van schaalvoordelen en synergie-effecten.
Rechtbank Noord-Holland 31 januari 2018
In Rechtbank Noord-Holland 31 januari 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:1050, oordeelde de rechtbank dat de redenen van afsplitsing waren gelegen in te zoeken naar de mogelijkheden om het risicoprofiel van de deelnemers bij een stichting pensioenfonds te verbeteren door te beleggen in bepaalde onroerende zaken. Dat hierbij besparing van overdrachtsbelasting ook een rol speelde vond de rechtbank minder belangrijk. Het gaat erom of de gekozen route om tot een herstructurering te komen is ingegeven door puur fiscale motieven en waarbij eventuele zakelijke motieven marginaal zijn of dat naast fiscale motieven ook met name zakelijke motieven een rol spelen. De rechtbank oordeelde daarom dat het aan de inspecteur is om aan te tonen dat van misbruik sprake is.
Conclusie
Zowel in de vennootschapsbelasting als in de overdrachtsbelasting is een splitsingsfaciliteit opgenomen. Bij zakelijke motieven is voor de vennootschapsbelasting niet snel sprake van misbruik. Dit komt doordat voor de vennootschapsbelasting de Moeder/dochterrichtlijn van toepassing is. Deze geldt niet voor de overdrachtsbelasting. Daardoor kan er in de vennootschapsbelasting wel een zakelijke reden zijn voor de splitsing en voor de overdrachtsbelasting geen zakelijk motief. Of de uitspraak van Rechtbank Noord-Holland, ECLI:NL:RBNHO:2018:1050 tot richtsnoer kan worden genomen is maar zeer de vraag. Uit ingewonnen informatie blijkt namelijk dat tegen deze uitspraak door de inspecteur hoger beroep is aangetekend.
Wet: art. 14a Wet VPB 1969 en art. 15 (lid 1, letter h) WBR
Meer informatie
Wilt u meer weten over de vrijstellingen van overdrachtsbelasting bij herstructureringen van vennootschappen? Kom dan naar de PE-Pitstop fusie-, splitsing- en interne reorganisatievrijstelling-overdrachtsbelasting van 16 mei 2018. > Meer informatie en aanmelden,
Geef een reactie