Een man heeft volgens het hof de zakelijkheid van opgevoerde kosten voor aanschaf van boeken en kleding niet aangetoond. De aangegeven kantine-, reis-, en representatiekosten blijven onder de niet-aftrekbare drempel. De man kan daarom geen van voornoemde kosten in aftrek brengen.
Een man werkt in 2015 in loondienst bij de bv van zijn vader en daarnaast heeft hij inkomsten als depothouder en bezorger. In 2004 heeft de man zich ingeschreven als ondernemer voor het depothouderschap en bezorger. Bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV betwist de inspecteur het ondernemerschap van de man en accepteert een groot deel van de kosten niet.
Het geschil bij hof Arnhem-Leeuwarden
Bij het hof is in geschil of de door de inspecteur gecorrigeerde kosten voor vakliteratuur, werkkleding en kantine-, reis- en representatiekosten aftrekbaar zijn.
Oordeel hof
Tijdens de zitting heeft de man zijn standpunt over het ondernemerschap ingetrokken. Het hof oordeelt dat de kosten voor de aangeschafte boeken en tijdschriften niet specifiek van belang zijn voor de beroepsgroep van de man. Kosten voor kleding zijn alleen aftrekbaar als het werkkleding betreft. Dat is volgens het hof niet het geval. Verder heeft het hof geoordeeld dat de kantine-, reis- en representatiekosten niet aftrekbaar zijn, omdat deze niet meer zijn dan de drempel van € 4.500.
Immateriële schadevergoeding
Het hof heeft het oordeel van de Rechtbank over de aanslag IB/PVV 2015 bevestigd, maar heeft wel een immateriële schadevergoeding toegekend van €500 vanwege overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en €500 voor overschrijding van de redelijke termijn in de hogerberoepsfase.
Wet: art. 3.15, 3.16, en 3.95 Wet IB 2001 en art. 7 Uitv reg IB 2001
Geef een reactie