Als een ondernemer voor de inkomstenbelasting zijn onderneming overdraagt aan zijn B.V. maar stelt dat hij nog steeds ondernemingsactiviteiten verricht, moet hij daarvan stukken bijhouden. Anders wordt het voor hem heel lastig om het voortduren van zijn ondernemerschap te bewijzen.
Een man stond sinds 1 november 2010 ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) als ondernemer met een eenmanszaak. Via deze eenmanszaak dreef hij een managementadviesbureau. Eind november 2012 richtte de man een B.V. op. Daarnaast liet hij in het handelsregister registreren dat hij zijn onderneming had overgedragen aan de B.V. De eenmanszaak liet hij uit het register uitschrijven. Toch vulde de man in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2012 de vragen over een gedeeltelijke staking niet in. Hij gaf evenmin de vrijval van zijn oudedagsreserve op. De Belastingdienst legde de aanslag over 2012 conform de aangifte op. Maar toen de man in zijn aangifte over 2013 zelfstandigenaftrek en startersaftrek claimde, hield de fiscus een controle. De inspecteur weigert de toepassing van de zelfstandigenaftrek en startersaftrek over 2013. Daarnaast besluit hij een navorderingsaanslag over 2012 op te leggen. De man ging daartegen in beroep.
Onderneming is gestaakt
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur beschikt over een nieuw feit, omdat hij geen reden had om aan de juistheid van de aangifte te twijfelen. De aangifte was immer ingediend door een professionele gemachtigde. De man stelt na de overdracht van het managementadviesbureau verdere werkzaamheden als ondernemer te hebben verricht. Maar hij kan dit niet onderbouwen met dossiers, agenda’s en dergelijke. In de jaren 2013 tot en met 2015 heeft hij in het geheel geen omzet of kosten gemaakt. Dit alles wijst volgens het hof erop dat de eenmanszaak in 2012 is gestaakt. De man mag daarom in 2013 de zelfstandigenaftrek en startersaftrek niet toepassen. Ook moet hij afrekenen over de vrijval van zijn oudedagsreserve. Daartegenover staat dat de inspecteur hem wel de volledige stakingsaftrek moet toekennen. Niets wijst er namelijk op dat de man eerder stakingsaftrek heeft genoten.
Wet: art. 3.70, 3.76, eerst een derde lid en 3.79 Wet IB 2001 en art. 16, eerste lid AWR
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 30 april 2019 (gepubliceerd 10 mei 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:3857
Geef een reactie