Het moet mogelijk zijn een fiscale eenheid aan te gaan tussen een grootmoeder- en kleindochtermaatschappij die beide in Nederland zijn gevestigd. Het mag hierbij niet uitmaken dat de moedermaatschappij in het buitenland is gevestigd en zelfs geen vaste inrichting in Nederland heeft. Dit oordeelde Rechtbank Haarlem.
Volgens de huidige wetgeving kan een buitenlandse moeder- of dochtermaatschappij alleen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting vormen, als zij een vaste inrichting in Nederland heeft. Dit vereiste is volgens Rechtbank Haarlem in strijd met het Europese recht van vrijheid van vestiging. De rechter leidde dit af uit het Papillon-arrest en besliste dit al eens eerder in juni 2011. Het ging in deze zaak om een Nederlandse kleindochter die een fiscale eenheid vormde met de Nederlandse grootmoeder. De moedermaatschappij was gevestigd in Duitsland.
Wet: artikel 15 Wet Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Haarlem, 14 september 2011 (gepubliceerd op 22 september 2011), LJN: BT2305
Geef een reactie