Het feit dat iemand vaak weg is, weinig gas, water en licht gebruikt en zijn brieven elders laat bezorgen is onvoldoende bewijs dat diegene elders een hoofdverblijf heeft. Als de inspecteur ervan overtuigd is dat dat wel het geval is, moet hij aannemelijk maken dat de belastingplichtige ook over een andere woning beschikt die voor hem als centrale levensplaats dient.
Een vrouw in een zaak bij Hof Arnhem-Leeuwarden zou volgens de fiscus ten onrechte een pand als eigen woning hebben aangegeven. De vrouw had namelijk een pand verkocht aan een man waarmee zij een zoon had gekregen en kocht in datzelfde jaar een pand in diezelfde straat. Behalve dat ene pand was die man ook eigenaar van het buurpand en enige nabij aan de achterzijde aangrenzende panden. De inspecteur stelde dat het pand van de vrouw niet als eigen woning kon worden aangemerkt, omdat de vrouw niet daar haar hoofdverblijf had maar met de man samenwoonde. Tijdens de zitting overlegde de inspecteur een overzicht van het lage energie- en waterverbruik van het pand van de vrouw en een overzicht van de hoge verbruikscijfers van gas, water en licht van het pand van de man. Ook verwees de inspecteur naar een aantal brieven waarin de vrouw het adres van de man vermeldde als haar adres. Volgens de rechter had de inspecteur daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de vrouw elders haar hoofdverblijf hield. De vrouw was immers eigenaresse van het pand en het pand stond haar duurzaam ter beschikking. Van een huwelijk of geregistreerd partnerschap was evenmin sprake. Het pand kwalificeerde dus als eigen woning.
Wet: artikel 3.111 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11 juni 2013 (gepubliceerd op 13 juni 2013) LJN: CA3035
Geef een reactie