Bestuurders van bv’s moeten er rekening mee houden dat de wettelijke meldingsplicht bij betalingsonmacht boven een zwijgplicht gaat die de aandeelhouder oplegt. Hof Amsterdam heeft dit bevestigd.
Een man was één van de twee bestuurders van een Nederlandse bv. De bv was een dochtermaatschappij van een Engels bedrijf. Toen de bestuurder constateerde dat de bv een betalingsachterstand opliep met betrekking tot verschillende naheffingsaanslagen loonbelasting, lichtte hij de Engelse moedermaatschappij in. Daarbij liet hij weten dat hij een melding van betalingsonmacht zou moeten doen als het Engelse bedrijf niet snel de benodigde financiële middelen zou verstrekken waarmee de bv haar belastingschulden kon betalen. Daarop antwoordde het Engelse management dat de bestuurders de betalingsonmacht niet mochten melden, omdat dit de continuïteit van de Engelse onderneming in gevaar kon brengen. De bestuurder deed daarom geen melding totdat het Engelse bedrijf de stekker uit de Nederlandse bv trok. Volgens de fiscus en het hof was het toen al te laat, zodat de ontvanger van de belastingen hem aansprakelijk mocht stellen. Het feit dat de bestuurder vreesde te worden ontslagen als hij betalingsonmacht eerder meldde, was geen geldig excuus om een tijdige melding van betalingsonmacht achterwege te laten.
Wet: artikel 36, tweede lid IW 1990
Meer informatie: Hof Amsterdam, 26 juli 2012 (gepubliceerd 3 oktober 2012), LJN: BX8804
Geef een reactie