Inmiddels zijn voor 2017 de definitieve forfaitaire rendementen in box 3 vastgesteld. Op basis van een voortschrijdend gemiddelde wijzigen deze namelijk voortaan elk jaar. Het rendement voor sparen blijft ongewijzigd op 1,63%, terwijl het rendement voor de beleggingsmix met 5,39% iets lager uitvalt dan ingeschat. Kijken we terug in de tijd, dan was dit rendement goed te realiseren. Zelfs defensieve portefeuilles (lees: met veel obligaties) hadden de afgelopen jaren rendementen van gemiddeld meer dan 5%. Op zich ook logisch, want door de dalende rente stegen de koersen van obligaties de pan uit. Echter, zoals onder elke beleggingsaanbieding staat: rendementen uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst.
Vraag is dan ook wie bij de huidige rentestand van nul of zelfs negaties een rendement van 5%-plus kan realiseren. Historisch ligt de risico-opslag voor aandelen redelijk constant tussen de 4% en 6% boven de rente. Uitsluitend in de offensieve en zeer offensieve risicoprofielen verwachten Nederlandse Private Banks de komende 10 jaar een gemiddeld jaarrendement van meer dan 5%.
Wil een belegger derhalve nog kans maken op ten minste het forfaitair rendement, dan moet deze voor zo’n 75% in aandelen beleggen en kan slechts een kwart defensief worden weggezet. Een dergelijk profiel is dan eigenlijk alleen passend wanneer iemand voor zijn pensioen niet of nauwelijks afhankelijk is van zijn vermogen. Om bovendien nog maar niet te denken hoe het bij menigeen met de nachtrust is gesteld na een beurscrash met 75% in aandelen. Desalniettemin is de gemiddelde beleggingsmix waarop het forfaitaire rendement is gebaseerd, voor elke belastingplichtige hetzelfde. Rechtvaardiging hiervoor is immers hoe groter het vermogen, hoe meer risico’s de belastingplichtige kan lopen om een hoger rendement te behalen. Vrij vertaald naar box 1: Beste gepensioneerde, wanneer u een hogere opleiding hebt genoten, zult u wel een hoog pensioen hebben en betaalt u dus maar meer belasting.
Het lijkt mij duidelijk dat zo’n ruwe benadering in het geheel niet bij de eisen aansluit die de AFM aan banken stelt bij het vaststellen van het risicoprofiel van haar cliënten. Uit een richtlijn van de AFM: “Om een passende beleggingsoplossing te kunnen adviseren heeft de adviseur een compleet inzicht nodig in de klantsituatie en doelstellingen van de klant. Dit vergt informatie over onder meer zijn inkomen en vermogenspositie en het risico dat hij kan dragen en wil lopen. Het merendeel van de klanten heeft een doelstelling. Deze doelstelling is de aanleiding om te gaan beleggen en dient bij beleggingsdienstverlening centraal te staan. De adviseur zal de doelstelling inzichtelijk en meetbaar moeten maken, zodat hij daar het advies op kan afstemmen.”
Inherent aan elke forfait is natuurlijk dat dit voorbijgaat aan persoonlijke omstandigheden. Vanuit praktische overwegingen is dit ook zeker acceptabel, mits het forfait de werkelijkheid globaal benadert. Voor spaarders met een rente van minder dan 1/10e van het forfaitair rendement is dit echter verre van het geval. Ik ben dan ook erg benieuwd hoe de Hoge Raad aankijk tegen een (te hoog?) forfaitair rendement in combinatie met een (te risicovolle?) forfaitaire beleggingsmix. Durft zij de rol aan die de Klachtencommissie KIFID voor beleggers heeft?
Alles weten over de actuele ontwikkelingen op het gebied van belastingheffing over vermogen? Volg de PE-Pitstop Werken met de nieuwe box 3 van Jeroen Knol op dinsdag 15 november! > Meer informatie en aanmelden
Geef een reactie