Al sinds ik “Het Register” van februari dit jaar (nummer 1 2015) kreeg en de titel las van het interview met Mr. Drs. S (Simon) A.W.J. Strik: “Ethiek? Wat niet is verboden, is toegestaan”, wil ik daar al wat over schrijven. Niet dat ik hier de heer Strik wil veroordelen of zo, want eenmaal het interview gelezen hebbende, bleek wel dat de heer Strik het ook niet zo zwart-wit ziet, maar de toon was wel even gezet. Elke belastingadviseur krijgt op enig moment wel te maken met het dilemma: iets is wettelijk toegestaan, maar alleen omdat de wetgever er niet in heeft voorzien en wat moet je dan? Ligt de grens echt bij wat de wet nog toestaat omdat het niet benoemd is of laat je je eigen integriteit prevaleren?
Ik ga er dan vanuit dat het eigen morele besef in dit soort gevallen zegt dat iets niet hoort. Probleem is dat het “morele” objectief niet bepaalbaar is en elke persoon er toch zijn eigen nuance aan geeft. We weten over het algemeen intuïtief en gezamenlijk wel ongeveer wat hoort en niet hoort, of zoals een collega het ooit eens zei: “Als het niet goed voelt, is het ook niet goed”. Dit mag zo zijn, maar we weten allemaal dat een ieder er anders naar kijkt en dat ook een gebrek aan kennis nogal eens een rol speelt. Maar onder druk van een “alwetende” en “oordelende” samenleving komen we wel steeds dichter bij het “gezegde”. Die samenleving kunnen we niet negeren en meer en meer zullen we ons eigen functioneren er al dan niet onder druk aan moeten aanpassen.
Intussen weten accountants en bankdirecteuren wat het is om individueel af te wijken van het groepsgevoel. Wettelijk staan ze veelal in hun volste recht, maar pek en veren is hun deel. Steeds meer wordt ook de belastingadviseur aangesproken om niet mee te werken aan ontwijking van belastingen, uiteraard pas als dit in de publiciteit komt, maar dat doet het steeds vaker. Het wordt dan geroepen door dat publiek, wat de voordelen niet geniet. De andere kant is wel dat dat publiek in de eigen situatie natuurlijk wel het maximale er uit gehaald wil hebben en dan plotseling niet zo moralistisch meer is en helemaal niet als het geheim blijft.
Geheimhouding behoort standaard tot onze beroepsethiek. Onze daden worden alleen bekend door “sterke” verhalen en bij grotere zaken wil er wel eens wat in de publiciteit komen. Dat gebrek aan transparantie maakt dat we als belastingadviseur moralistische gedachten wellicht wat eerder laten varen. Het braafste jongetje van de klas is toch al niet gewild en “leuke” oplossingen leveren wel respect en vaak ook meer omzet op. Dit wetende wordt het dilemma nog verder versterkt, wat dan tot de conclusie moet lijden dat geld niet alleen de arbeid verzoent, maar ook de moraliteit onderdrukt.
Bij Horizontaal Toezicht (HT) is integer gedrag onderdeel van het geheel, maar ook dan geldt: “wat niet is verboden, is toegestaan”. Alhoewel? Onder HT kunnen zaken als een voortijdig lege pensioen BV of het beroepen op verjaring van jaren geleden niet aangegeven opnamen door de DGA gewoon niet ontstaan. Dit is niet alleen bij HT zo. Een goede adviseur zal, ook zonder HT, zijn klant wijzen op zijn fiscale/maatschappelijke verantwoordelijkheid. Maar als er dan een nieuwe klant bij mij binnenloopt met juist deze benoemde zaken, dan kan ik wel “scoren” en zal dat meestal ook doen, maar voelt het goed? Toch is het mijn taak dan het maximale eruit te halen, of moet ik het uitleggen en eventueel dan de klant maar laten gaan? Ik heb de oplossing niet, maar ik wil me niet hoeven schamen voor mijn advies en dan toch maar in voorkomende gevallen de klant de deur wijzen. En u?
Geef een reactie