Bij verdenking van belastingfraude heb je nadrukkelijk met zowel strafrecht als fiscaliteit te maken. Het is van groot belang om bij de verdediging sterk te focussen op beide aandachtsgebieden, die nauw met elkaar verweven zijn maar ook kunnen conflicteren en tot tegengestelde belangen kunnen leiden.
Recht om te zwijgen of plicht om mee te werken?
Het klassieke probleem bij de samenloop van een fiscale procedures en strafrechtelijke procedures is de vraag in hoeverre een verdachte belastingplichtige gedwongen wordt aan zijn eigen veroordeling mee te werken. Een ingewikkeld probleem, omdat een verdachte in een strafzaak het recht heeft om te zwijgen maar diezelfde persoon als belastingplichtige vervolgens verplicht is mee te werken aan onderzoeken van de belastingdienst.
Het Europees Hof
Het Europese Hof in Straatsburg heeft bepaald dat als een verdachte belastingplichtige op voorhand niet kan uitsluiten dat de informatie die hij prijsgeeft in de fiscale procedure, ook in de strafrechtelijke procedure wordt gebruikt, hij medewerking mag weigeren. Het moet dan wel gaan om informatie die ‘van de wil van de beschuldigde afhankelijk is’ zoals verklaringen of (geheime) bankstukken.
Hoge Raad
De Hoge Raad in Nederland worstelt ook met dit probleem. Hoewel het Europese Hof een duidelijk signaal heeft afgegeven dat leidend zou moeten zijn, heeft de Hoge Raad toch zijn eigen weg gekozen. En die houdt in dat medewerking aan een fiscaal onderzoek met de nodige dwang en sancties – zij het met enige restricties – mag worden afgedwongen, ook al geeft de overheid geen enkele garantie vooraf dat de afgedwongen informatie niet ook voor strafdoeleinden zal worden gebruikt. Enige maanden geleden hebben wij (Jaegers & Soons advocaten) een casus waarin dit probleem ook aan de orde was, voorgelegd aan het Europees Hof. Het is de hoogste tijd dat er nu definitief duidelijkheid komt. Wij hebben vertrouwen in een goede afloop.
Tunnelvisie en gebrek aan zelfreflectie
Een ander probleem bij de samenloop van fiscale procedures en strafrechtelijke procedures is het gevaar van tunnelvisie en een gebrek aan zelfreflectie bij de opsporingsambtenaren. In een fiscale strafzaak wordt vaak maanden en maanden door de FIOD onderzoek gedaan. Dit mondt uit in een proces-verbaal. Het proces-verbaal vormt het bewijsmateriaal in de strafzaak maar wordt door de inspecteur ook dankbaar gebruikt in zijn onderbouwing van de aanslagen. En daar schuilt een groot gevaar. Zoals de mens eigen is, gebeurt dat doorgaans niet met het doel het ongelijk van de collega’s eens goed te onderbouwen. Collega’s hebben op voorhand gelijk, dus hun werk wordt ten minste bevestigd.
Kopieergedrag fiscale en strafrechter
Bij procedures bij de rechter loert eveneens een gevaar van bevestiging. Ongetwijfeld niet zo bedoeld, maar sluipenderwijs zien wij het in de praktijk wel gebeuren. De belastingrechter neemt niet zelden het oordeel of de bewezenverklaring van de strafrechter over. Deze is immers de specialist. De strafrechter pleegt doorgaans het oordeel van de belastingrechter te kopiëren. En als dat er nog niet is, de conclusies (in het proces-verbaal) van belastingambtenaren. Al is het maar omdat deze ambtsedig zijn opgemaakt. Want medewerkers van de Belastingdienst en FIOD worden op voorhand geacht deskundig te zijn op belastinggebied, de strafrechter als regel niet. En als de strafrechter heeft gesproken, heeft de belastingrechter gesproken.
Vicieuze cirkel
Zo is de cirkel rond. Een vicieuze cirkel waaraan het moeilijk ontsnappen is. Dat zichzelf versterkende proces kan tot onverkwikkelijke uitkomsten leiden. Gelukkig grijpt de Hoge Raad soms in voordat het te laat is, zoals in een arrest van 1 december 2015, bij een al meer dan 10 jaar (!) durende strafzaak van een kantoor over vermeende belastingfraude met telefoonkaarten. Daar waar de belastingrechter inmiddels alle aanslagen volledig had vernietigd – op telefoonkaarten rust immers geen btw – kwam de strafrechter toch tot de conclusie dat er onjuiste aangiften omzetbelasting waren ingediend. Dit vond de Hoge Raad gelukkig een brug te ver.
De uitdaging in de verdediging
Dat een belastingplichtige in aanraking is gekomen met Justitie en dat er op het eerste oog een belastend rapport van de FIOD ligt, mag en kan niet betekenen dat die belastingplichtige vogelvrij is. Zo er fiscaal al sprake is van onjuistheden, dienen deze op de juiste juridische gronden te worden afgewikkeld en niet op het banale gevoel dat het niet deugt. We zien helaas te vaak in de praktijk dat het gevoel van niet deugen de schaamlap wordt voor Justitie en de inspecteur om onvoldoende bewezen stellingen en vermoedens af te dekken. Voor ons als kantoor is dan de grootste uitdaging om zowel de fiscale rechter als de strafrechter bij de les te houden. We blijven bepleiten dat het een recht is van een verdachte belastingplichtige om zichzelf niet te hoeven incrimineren. En we blijven hameren op een zeer kritische blik op het gepresenteerde bewijsmateriaal.
Geef een reactie