Minister Van Veldhoven heeft het parlement geïnformeerd over het wetsvoorstel reparatie verhuurderheffing bij mede-eigendom. Huurwoningen in mede-eigendom worden op grond van de voorgenomen wetswijziging voortaan naar rato van de mate van eigendom in aanmerking genomen bij elk van de mede-eigenaren.
Aanleiding voor de wetsreparatie zijn de arresten van HR 8 juni 2018, nr. 16/04098, (NTFR 2018/1349) en HR 8 juni 2018 nr. 16/04100, ECLI:NL:HR:2018:847. Huurwoningen in mede-eigendom worden door de arresten niet in aanmerking genomen voor de verhuurderheffing en ten aanzien van die huurwoningen kan bij geen enkele mede-eigenaar verhuurderheffing worden geheven.
Gelijkheidsbeginsel
Belastingplichtigen beroepen zich in toenemende mate op het gelijkheidsbeginsel, waarbij het ongerechtvaardigde onderscheid tussen volle eigendom en mede-eigendom aan de orde wordt gesteld. In potentie kan dit leiden tot een derving van € 1,8 miljard (namelijk de gehele opbrengst van de verhuurderheffing) voor het heffingsjaar 2020. Het streven is daarom de betreffende wetswijziging met ingang van 1 juli 2020 in werking te laten treden, met terugwerkende kracht naar 1 januari 2020. De verhuurderheffing wordt verschuldigd op 1 januari van het kalenderjaar. Met de terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2020 wordt bewerkstelligd dat huurwoningen in mede-eigendom vanaf het heffingsjaar 2020 weer in aanmerking worden genomen voor de verhuurderheffing.
De toekomstige pro ratatoerekening gaat gelden voor de berekening van:
– de som van de huurwoningen voor het vaststellen van de eventuele belastingplicht.
– de som van de WOZ-waarden van die huurwoningen.
– de gemiddelde WOZ-waarde van die huurwoningen (en daarmee van de heffingsvrije voet) voor het vaststellen van het belastbare bedrag.
In de bijlage bij de brief zijn voorbeelden van de berekeningen opgenomen.
Meer informatie: Brief van 20 december 2019, nr. 2019-0000679179
Geef een reactie