Dat een dochtervennootschap als gevolg van een fusie een kleindochtervennootschap wordt, betekent niet dat later meer liquidatieverlies is af te trekken.
Op 30 juni 1997 zijn vijf bedrijven een fusieovereenkomst aangegaan. Een van deze bedrijven is een bv die deel uitmaakt van een fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting. Op grond van de fusieovereenkomst zal de bv de aandelen in haar dochtervennootschap, een nv, inbrengen in een van de vier andere partijen bij de fusieovereenkomst. Het bedrijf dat de aandelen in de nv ontvangt, zal zelf aandelen uitreiken aan de bv. Op die manier zal de bv 51% van het geplaatste kapitaal van dat andere bedrijf verkrijgen. Dat bedrijf wordt daarmee een tussenhoudstervennootschap van de bv. Op het moment van inbreng van de aandelen in de nv bedraagt de opgeofferde waarde voor dit belang € 7.927.702. De waarde in het economische verkeer van de aandelen in de nv is op dat moment € 27.202.309.
Liquidatie van tussenhoudstervennootschap
Op 29 januari 1999 verkrijgt de bv de resterende 49% in het bedrijf voor een bedrag van € 47.295.243. In de jaren 2000 tot en met 2005 heeft de bv voor in totaal € 6.085.000 aan kapitaal gestort in de tussenhoudster. In 2006 wordt de tussenhoudster ontbonden. Bij wijze van liquidatie-uitkering ontvangt de bv de aandelen in de nv. Op dat moment is de waarde van deze aandelen nihil. In 2019 is de liquidatie van de nv voltooid voor vereffening. Over dat jaar wil de FE een liquidatieverlies aftrekken van € 33.380.000. De Belastingdienst meent dat het aftrekbare liquidatieverlies € 14.105.393 bedraagt. Het verschil zit in het opgeofferde bedrag van het belang in de tussenhoudster. De FE gaat uit van de waarde in het economische verkeer van de aandelen in de nv op het moment van inbreng, terwijl de fiscus uitgaat van de opgeofferde waarde op dat moment.
Verbonden lichamen
Het geschil belandt voor rechtbank Noord-Holland. De Belastingdienst wijst op een bepaling in de wet. Daardoor is het opgeofferde bedrag van een deelneming, verkregen van een verbonden lichaam, maximaal gelijk aan de opgeofferde waarde van die deelneming voor dat verbonden lichaam. Volgens de rechtbank waren de bv en de tussenhoudster verbonden lichamen op het moment waarop de tussenhoudster de aandelen in de nv verkreeg. Door de uitgifte van aandelen door het bedrijf aan de bv en de inbreng/overdracht van de aandelen in de nv is een tussenhoudstersituatie gecreëerd. De naamloze vennootschap was vóór de fusie nog een dochtervennootschap van de bv. Na de fusie was een kleindochtervennootschap van de bv. De aandelen in de nv waren tot aan de liquidatie dus steeds direct of indirect in handen van de bv. De rechtbank meent dat de wetsbepaling ook in zo’n situatie van toepassing is. Het beroep van de FE is ongegrond.
Wet: art. 13d, negende lid Wet Vpb 1969
Masterclass Fiscale aspecten fusies & overnames
Het integreren van bedrijven door fusies & overnames of het afsplitsen door separatie of desinvestering is complex, zeker op fiscaal vlak. Zijn er bestaande fiscale risico’s aanwezig? Hoe kan de transactie fiscaal gunstig worden gestructureerd? En hoe dekt men de risico’s zo goed mogelijk af? Tijdens deze 5-uur durende masterclass zoomen M&A specialisten Dick van Sprundel en Mark Nieuweboer met je in op de relevante regelingen en aandachtspunten.
Geef een reactie