
In principe geldt een vrijstelling voor dividenden die zijn ontvangen van dochtervennootschappen. Die vrijstelling is echter te weigeren als de (buitenlandse) dochtervennootschap een kunstmatige constructie is en er sprake is van misbruik.
Een groep van lichamen ontwikkelt en distribueert computergames. Een holding binnen deze groep ontvangt dividenden van haar dochteronderneming in het Verenigd Koninkrijk (VK). De dochteronderneming in het VK heeft geen eigen bedrijfsruimte of personeel, behalve de directeur die meerdere bedrijven leidt. De Litouwse belastinginspectie concludeert dat de dochteronderneming een kunstmatige constructie is en dat de werknemers van de holding feitelijk de activiteiten uitvoeren. De holding betwist dit en stelt dat de dochteronderneming in het VK noodzakelijk is voor de distributie van games totdat directe contracten zijn te sluiten. De zaak is voorgelegd aan het Hof van Justitie van de EU.
Antimisbruikbepaling en zakelijke redenen
Het Hof oordeelt dat de antimisbruikbepaling van de Moeder-dochterrichtlijn zich niet verzet tegen een nationale regeling die vrijstelling van vennootschapsbelasting weigert voor dividenden van een kunstmatige constructie. Daarbij geldt wel dat sprake moet zijn van misbruik. De beoordeling of sprake is van misbruik moet alle relevante feiten en omstandigheden omvatten. Daarbij moet men ook nagaan of er zakelijke redenen bestaan voor de oprichting van de dochteronderneming. De kwalificatie van een dochteronderneming als kunstmatige constructie volstaat op zichzelf echter niet om te bepalen dat de moedermaatschappij een belastingvoordeel heeft verkregen dat het doel van de richtlijn ondermijnt. Het Hof benadrukt dat de fiscus zowel het objectieve als het subjectieve element van misbruik moet aantonen.
Verdrag: art. 267 VWEU
Wetsartikelen: art. 1, tweede en derde lid Moeder-dochterrichtlijn
Bron: Hof van Justitie van de EU, 3 april 2025, ECLI:EU:C:2025:239, C-228/24
Geef een reactie