Bij lichamen die naar buitenlands recht zijn opgericht is niet altijd duidelijk of zij fiscaal transparant of zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig zijn. Drijven de participanten feitelijk niet voor eigen risico de onderneming? En is hun aansprakelijkheid in principe beperkt tot hun eigen inleg? Dan is het lichaam in beginsel niet-transparant.
Belastingplicht
De Belastingdienst maakt onderscheid tussen organisaties en samenwerkingsverbanden die fiscaal gezien transparant zijn en organisaties die niet-fiscaal transparant zijn. Als een organisatie fiscaal transparant is, is het niet zelf belastingplichtig voor de winstbelasting. Het kan overigens wel zelfstandig belastingplichtig zijn voor andere belastingen, zoals de omzetbelasting. Een lichaam dat niet fiscaal transparant is, is zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.
Wettelijke opsomming
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bevat de volgende opsomming van de belastingplichtige lichamen:
- naamloze vennootschappen (nv’s);
- besloten vennootschappen (bv’s);
- open commanditaire vennootschappen (open cv’s);
- andere aandelenvennootschappen; en
- coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag;
- bepaalde stichtingen en verenigingen. Normaal gesproken is een stichting of een vereniging alleen belast voor zover zij een onderneming drijft.
- fondsen voor gemene rekening;
- andere publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de staat, voor zover zij een onderneming drijven.
Open commanditaire vennootschap
In 2021 behoren open commanditaire vennootschappen nog tot de niet-transparante lichamen. Maar het wetsvoorstel ‘Wet aanpassing fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen’ poogt daar een einde aan te maken. Nadat dit wetsvoorstel wordt aangenomen, zijn alle cv’s fiscaal transparant. Zie ‘Transparant worden open cv: afrekenen of doorschuiven’ voor meer over dit onderwerp.
Omgekeerde hybride
Met betrekking tot boekjaren die op of na 1 januari 2022 aanvangen, geldt dat lichamen die de fiscus aanvankelijk zag als fiscaal transparant toch vennootschapsbelastingplichtig zijn als zij kwalificeren als zogeheten omgekeerde hybrides. Verder zullen grofweg gezegd betalingen aan omgekeerde hybrides niet aftrekbaar zijn als de betaling als gevolg door een verschil in kwalificatie bij de ontvanger onbelast zijn. Een lichaam zal kwalificeren als een omgekeerde hybride als:
- het in Nederland is opgericht, gevestigd of geregistreerd;
- een of meer lichamen, die met het desbetreffende lichaam zijn gelieerd, minimaal 50% van de stemrechten, kapitaalbelangen of winstrechten in dat lichaam houden. Hierbij is sprake van een gelieerde verhouding bij een direct of indirect belang van 25% of meer;
- de eerdergenoemde gelieerde belanghouder(s) is of zijn gevestigd in een staat waar het onder een winstbelasting valt;
- de vestigingsstaat van de gelieerde belanghouder het Nederlandse lichaam (de omgekeerde hybride) aanmerkt als fiscaal transparant; en
- de Nederlandse fiscale wet- en regelgeving de winst van het Nederlandse lichaam toerekent aan de houders van de stemrechten, kapitaalbelangen, of winstrechten in dat lichaam.
Uitzondering omgekeerde hybrides
Instellingen voor collectieve belegging in effecten en alternatieve beleggingsinstellingen zullen niet kwalificeren als een omgekeerde hybride. Daarbij geldt wel als voorwaarde dat de instelling belegt in effecten en een gediversifieerde portefeuille eropna houdt.
Buitenlandse rechtsvorm
Als een lichaam is opgericht naar een buitenlandse rechtsvorm, is niet altijd even duidelijk of het fiscaal transparant is of niet. Zo stelde in een zaak voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant een naar het recht van het Verenigd Koninkrijk opgericht lichaam dat het fiscaal transparant was. Het betrof een zogeheten Limited Liability partnership (LLP). De LLP had twee ‘members’, waarvan de een indirect alle aandelen in de ander hield. De LLP hield zich bezig met het leveren van adviesdiensten en het detacheren van personeel op het gebied van documentaire dienstverlening.
Aansprakelijkheid beperkt tot inleg
De rechtbank constateert dat de participanten in beginsel alleen aansprakelijk waren tot hun inleg. Alleen in bijzondere gevallen waren zij aan te spreken. Het zou dan bijvoorbeeld gaan om gevallen van onrechtmatig of verwijtbaar handelen tegenover schuldeisers van de LLP. Verder dreef de LLP een onderneming die ook haar eigendom was. Ten slotte dreven de participanten niet feitelijk de onderneming voor eigen rekening en risico. Daarom oordeelt de rechtbank dat de LLP fiscaal niet-transparant en zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig is.
Wet: art. 2, eerste lid en 3 Wet Vpb 1969
Geef een reactie