Advocaat-generaal Wattel concludeert dat op grond van de zelfstandigheidsfictie een fout in het vaststellen van de winst van een vaste inrichting is te herstellen met de foutenleer.
Een Nederlandse bv met een vaste inrichting (v.i.) in België heeft in 1999 een huurrecht van een Nederlandse supermarkt verkocht. De boekwinst is gepassiveerd in een herinvesteringsreserve (HIR). In 2003 heeft de bv voor € 470.000 het gebruiksrecht van een woning in België gekocht en daarop de HIR afgeboekt. Niet in geschil is dat in 2004 tot en met 2014 ten onrechte ook bij de bepaling van de vrij te stellen buitenlandse v.i.-winst op die lagere boekwaarde is afgeschreven in plaats van alleen voor de bepaling van de generale winst. Daardoor zijn de voorkomingswinsten. Op hoge bedragen gesteld, zodat een te hoge aftrek elders belast in aanmerking is genomen.
Geschil over toepassing foutenleer
Bij het regelen van de aanslag Vpb 2013 in 2017 heeft de inspecteur de fout ontdekt. Vervolgens is deze fout op basis van de foutenleer voor alle jaren 2004 tot en met 2012 gecorrigeerd in de aanslag Vpb 2013. De correcties van de te hoge aftrekken elders belast 2013 en 2014 zijn niet in geschil. Wel zijn partijen het oneens over de vraag of de afschrijvingstoerekeningsfout die in elk van de jaren 2004 tot en met 2012 was gemaakt een fout was in de zin van de foutenleer. Mocht dat het geval zijn, dan resteert de vraag en of de inspecteur de foutenleer ook mag gebruiken voor de jaren waarin hij de fout nog kon herstellen door navordering.
Fout zoveel mogelijk herstellen in jaar van fout
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde dat de rechtspraak geen antwoord gaf op de vraag of de afschrijvingstoerekeningsfout een fout was in de zin van de foutenleer. Maar al met al achtte de rechtbank de foutenleer toepasbaar. Verder stelde de rechtbank dat de fiscus op grond van het matching-beginsel een fout zoveel mogelijk moet herstellen in het jaar waarin zij is gemaakt. De navorderingstermijn van twaalf jaar bij buitenlandse winsten is volgens de rechtbank echter niet van toepassing. De fout was daardoor niet voor alle jaren door navordering te herstellen. Daarom moest het herstel van de fout volgens de rechtbank met toepassing de foutenleer plaatsvinden in het oudste nog openstaande jaar 2013. Zie ook NTFR 2022/1417.
Foutenleer op grond van zelfstandigheidsfictie
De bv gaat in vervolgens in cassatie. Ten eerste stelt zij dat de foutenleer niet valt toe te passen omdat de eindbalans 2012 niet onjuist was. Ook de Advocaat-generaal (A-G) stelt dat in beginsel de foutenleer niet van toepassing is nu de te lage totale-winstheffing niet het gevolg is van een onjuiste eindbalans 2012. Toch acht A-G Wattel de foutenleer ook van toepassing bij de bepaling van buitenlandse v.i.-winst. Het toepasselijke belastingverdrag eist voor de v.i.-winstbepaling een zelfstandigheidsfictie en laat de winstbepaling verder aan nationaal recht over. Daarnaast verwijst het verdrag ook voor de voorkomingsmethode naar nationaal recht. De totstandkomingsgeschiedenis van de Nederlandse belastingvrijstelling en objectvrijstelling van buitenlandse v.i.-winst verklaart expliciet de zelfstandigheidsfictie en de Nederlandse fiscale winstvaststellingsmaatstaven van toepassing op v.i.-winstbepaling, wat zijns inziens vermogensvergelijking en daarmee fiscale begin- en eindbalansen impliceert.
Alles of niets benadering van de A-G
Subsidiair stelt de bv dat de foutenleer in casu niet is toe te passen voor zover navordering mogelijk is. Die stelling lijkt de A-G onjuist omdat het volgens hem bij één repetitieve fout alles of niets is. Als dezelfde in alle jaren gemaakte fout niet in al die jaren is te herstellen door navordering, is zij voor alle jaren met de foutenleer te herstellen. Hij ziet geen reden voor temporele splitsing van herstelmethoden.
Geef een reactie