Als een bv aan een gelieerde vennootschap aandelen voor korte tijd uitleent en vóór de dividenduitkering weer terugvraagt, moet zij de afspraken goed documenteren. Anders riskeert zij dat de fiscus de verrekening van ingehouden dividendbelasting weigert.
Een bv die behoorde tot een Amerikaans bankenconcern handelde in Nederlandse AEX/beursgenoteerde aandelen en daarop gebaseerde beursgenoteerde termijncontracten. De bv stelde dat zij beursgenoteerde aandelen heeft uitgeleend aan een gelieerde vennootschap in het Verenigd Koninkrijk (VK). Zo hoopte zij de financieringskosten te drukken en haar rendement te verhogen. Vóór de dividenddatum gaf de vennootschap in het VK de aandelen weer terug aan de bv. Daarom meent de bv dat zij dividendbelasting mag verrekenen met de verschuldigde vennootschapsbelasting.
Geen uiteindelijk gerechtigde
De inspecteur staat echter de verrekening van de dividendbelasting niet toe. Hij betwist dat de bv het dividend, waarop de te verrekenen dividendbelasting is ingehouden, heeft genoten als juridisch eigenaar van de bijbehorende aandelen. Verder betwist hij dat de bv de uiteindelijk gerechtigde is tot het dividend. Hof constateert dat de inlener van de aandelen een sturende invloed had op het steeds aflossen. Deze inlener houdt namelijk indirect alle aandelen in de bv. Bovendien beschikt de bv niet over een document dat voldoende bewijs levert dat de gang van zaken zoals zij voorstelt ook echt heeft plaatsgevonden. Het lijkt het hof logischer voor de bv om niet steeds om een aflossing te vragen. Het hof oordeelt dat de bv niet de uiteindelijk gerechtigde tot het dividend was. De fiscus mag daarom de verrekening van de dividendbelasting met de vennootschapsbelasting corrigeren.
Wet: art. 25, tweede lid Wet Vpb 1969 en art. 16, tweede lid, onderdeel a AWR
Geef een reactie