Voor de vraag of een gemeente vennootschapsbelasting moet betalen over reclameactiviteiten is onder meer van belang of zij winst behaalt met deze activiteiten.
Een gemeente verrichtte onder andere reclameactiviteiten. Deze activiteiten bestonden uit het uitwerken en evalueren van reclamebeleid, het aangaan en uitvoeren van overeenkomsten met reclame-exploitanten en aanverwante werkzaamheden. Tussen de gemeente en de Belastingdienst ontstond een geschil. Dit geschil spitste zich toe op de vraag of de gemeente een onderneming dreef waar de reclameactiviteiten deel van uitmaakten of dat de voordelen buiten aanmerking moesten blijven op grond van een objectvrijstelling. De gemeente was van mening dat de beoordeling of sprake is van een onderneming diende plaats te vinden ten aanzien van een cluster van activiteiten. Daarbij zou het moeten gaan om de reclameactiviteiten en de activiteiten met betrekking tot het beheer van de openbare ruimte.
Geen winststreven
Naar het oordeel van Rechtbank Gelderland is weliswaar sprake van enige verwevenheid. Maar dat is niet voldoende om deze activiteiten gezamenlijk in aanmerking te nemen voor de beoordeling of sprake is van een onderneming. Toch vindt de rechtbank dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van de zelfstandig te beoordelen reclameactiviteiten sprake is van een onderneming. Het staat vast dat de gemeente een bedrag van € 334.434 heeft ontvangen. Bovendien heeft zij in beroep gesteld dat de kosten een hoogte van € 368.299 hebben, wat de inspecteur niet heeft weersproken. Afgezet tegen de opbrengsten stelt de rechtbank vast dat geen sprake is van een overschot. Bovendien heeft de inspecteur onvoldoende gesteld dat objectief gezien, ondanks het ontbreken van een overschot, toch een winst te verwachten viel. De rechtbank oordeelt dat ten aanzien van de reclameactiviteiten geen sprake is van een winststreven en dus evenmin van een onderneming.
Voordelige reclameactiviteiten
Een zaak voor Rechtbank Den Haag ging ook over een gemeente die reclameactiviteiten verrichtte. Volgens de rechtbank bestond deze reclameactiviteit in wezen uit het tegen vergoeding aan reclame-exploitanten geven van gelegenheid tot het doen van reclame-uitingen. De vergoeding was ook daarop afgestemd. Rechtbank Den Haag meent dat men daarbij alle activiteiten die de gemeente heeft verricht en die met de reclameactiviteit samenhangen, in aanmerking moet nemen. Dit omvat dus ook (onder meer) het gemeentelijk beleid. In dit geval had de gemeente wel een aanzienlijk voordeel behaald met de reclameactiviteiten. Daardoor was een winststreven aanwezig. Ten slotte oordeelt de rechtbank dat hier de overheidstakenvrijstelling evenmin van toepassing was. De gemeente moet dus vennootschapsbelasting betalen over de winst uit de reclameactiviteiten.
Wet: art. 2, eerste lid, onderdeel g, 4, onderdeel a en 8e, eerste lid, onderdeel b Wet Vpb 1969
Bronnen: Rechtbank Den Haag 23 augustus 2022 (gepubliceerd 20 september 2022), ECLI:NL:RBDHA:2022:9142, SGR 20/6221 en Rechtbank Gelderland 30 augustus 2022 (gepubliceerd 7 september 2022), ECLI:NL:RBGEL:2022:5129, AWB 21/4131
Online cursus Vennootschapsbelastingplicht stichtingen & verenigingen
Welke belastingheffingen spelen zoal een rol voor verenigingen en stichtingen? In deze cursus reikt non-profit specialist Jos van Bavel u handvatten en ervaringen aan om de fiscale positie van instellingen te helpen bepalen.
Geef een reactie