De Hoge Raad leidt uit de wetgeschiedenis af dat de uitzondering slechts in specifiek genoemde gevallen kan gelden. In andere gevallen kan een aandeelhouder wel degelijk de uiteindelijk gerechtigde zijn en dividendbelasting verrekenen.
Een bv verkrijgt Nederlandse AEX-aandelen, en leent die uit aan haar in het VK gevestigde grootmoeder. De aandelen worden van haar Franse effectendepot overgeboekt naar een effectendepot van de grootmoeder bij dezelfde bank/bewaarder. Over de hierop uitgekeerde dividenden is Nederlandse dividendbelasting ingehouden. De grootmoeder boekt de betreffende aandelen vlak voor de dividenduitkering over naar het effectendepot van de bv, waarna de bank het dividend overboekt op de rekening van de bv. Korte tijd na de dividenduitkering worden de aandelen weer aan de grootmoeder uitgeleend. De bv rekent het dividend tot haar winst en wil de ingehouden dividendbelasting verrekenen met de verschuldigde vpb. De inspecteur weigert verrekening omdat de bv op het moment van de dividenduitkeringen noch de rechtstreeks gerechtigde, noch de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden is.
Terecht geen verrekening dividendbelasting
Hof Amsterdam volgde de inspecteur en oordeelde dat hij terecht een informatiebeschikking afgaf wegens niet voldoen aan de administratieplicht (NTFR 2020/2016).
Te ruime uitleg dividendstripping
De Hoge Raad stelt voorop dat een aandeelhouder in beginsel ook als uiteindelijk gerechtigde wordt aangemerkt als hij vrij over het dividend kan beschikken en dit niet voor iemand anders ontvangt. Er geldt een wettelijke uitzondering voor dividendstripping. Uit de wetgeschiedenis blijkt echter dat deze bepaling, anders dan het hof oordeelde, alleen in specifiek omschreven gevallen geldt. In andere gevallen kan een aandeelhouder wel degelijk de uiteindelijk gerechtigde zijn. De rechter heeft weliswaar ruimte gekregen om ‘uiteindelijk gerechtigde’ nader in te vullen, maar de wetsgeschiedenis geeft hiervoor geen handvaten. Volgens de Hoge Raad had het hof daarnaast ook naar de gerechtigdheid volgens Frans recht moeten kijken. De informatiebeschikking is ten onrechte afgegeven omdat de bv volgens de Hoge Raad haar administratieplicht niet heeft geschonden.
Verwijzing
De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Den Haag voor een nieuw onderzoek naar de gerechtigdheid tot de dividenden.
Wet: art. 25 Wet Vpb 1969, art. 52 en art, 52 AWR
Bron: Hoge Raad 19 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:49, 20/01884
Meerdaagse verdiepingscursus vennootschapsbelasting
Heb je minimaal drie jaar werkervaring in de fiscaliteit en ben je op zoek naar een verdiepingsslag in de vennootschapsbelasting, dan is deze meerdaagse training je op het lijf geschreven. In vier middagen krijg je een praktische vertaalslag van de theorie.
Geef een reactie