De lening aan een zustervennootschap in zwaar weer kan op grond van bijzondere omstandigheden zakelijk zijn. Daarbij valt onder meer te denken aan de situatie waarin de zustervennootschap een belangrijke leverancier is. Of als haar continuïteit nodig is voor een succesvolle verkoop van een deelneming.
Eind 2013 bleek dat de vermogens- en liquiditeitspositie van een vennootschap ernstig was uitgehold. De bank voerde daarom overleg met de dga van de vennootschap. De bank was bereid om de vennootschap een deel van haar schulden kwijt te schelden. Maar de bank verbond daar wel diverse voorwaarden aan. Zo moest onder meer andere bv een lening op deze vennootschap achterstellen en twee achtergestelde leningen kwijtschelden. De bv en de vennootschap waren zustermaatschappijen. Bovendien moest een kapitaalversterking plaatsvinden. De dga deed daartoe een storting in de vennootschap, die hij financierde met een lening van de bv. Vervolgens wilde de bv in haar aangifte vennootschapsbelasting haar vorderingen op haar zustervennootschap afwaarderen. Maar de fiscus meent dat het hier gaat om bodemloze putleningen of onzakelijke leningen. De afwaardering is dan niet aftrekbaar.
Slechte financiële positie
De bv start daarop een beroepsprocedure. Wanneer de zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden belandt, stelt de inspecteur dat geen derde onder dezelfde voorwaarden de lening zou verstrekken. De vennootschap had op het desbetreffende moment een negatief eigen vermogen en de prognoses waren slecht. Het is evenmin mogelijk om het hoge risico voldoende te compenseren met een hogere, niet-winstdelende rente. Het hof is het op dit punt eens met de Belastingdienst.
Andere relatie dan aandeelhoudersrelatie
De bv stelt echter dat er bijzondere omstandigheden zijn waardoor een derde toch de lening had verstrekt. De bv had in het verleden namelijk een paar dochtervennootschappen van haar zustervennootschap overgenomen en was bezig met de doorverkoop van een daarvan. In dat kader waren diverse samenwerkingsovereenkomsten gesloten. Voor het succes van de doorverkoop was de continuïteit van de schuldenaar van belang. Daarnaast behoorde de schuldenaar tot een groep die actief is op het gebied van de productie van huisdiervoeder. Deze groep was verantwoordelijk voor de productie van bijna alle diervoeder die een dochtervennootschap van de bv verkocht. Het hof ziet in deze omstandigheden voldoende redenen om een lening als zakelijk te bestempelen. De bv mag deze lening daarom afwaarderen.
Geef een reactie