Sommige holdings kunnen in hun aangifte vennootschapsbelasting over jaren vóór 2019 nog te maken krijgen met de inmiddels afgeschafte deelnemingsrenteaftrekbeperking. Dit effect wordt kleiner in het geval van een uitbreiding van operationele activiteiten, maar groter als een goodwillgat optreedt.
Een B.V. maakte onderdeel uit van de vastgoeddivisie van een groep lichamen. De B.V. had via het uitgeven van obligaties leningen van respectievelijk € 30 miljoen en € 7 miljoen aangetrokken bij derden. In eerste instantie had de B.V de lening van € 30 miljoen doorgeleend binnen de groep. In 2013 zette zij een deel van die lening om in aandelenkapitaal. Met de lening van € 7 miljoen had de B.V. een deelneming verworven van een andere groepsmaatschappij. De Belastingdienst meende dat de B.V. deze deelneming voor een te groot deel met vreemd vermogen had gefinancierd. Daardoor zou de toenmalige deelnemingsrenteaftrekbeperking van toepassing zijn. De B.V. is het daarmee niet eens. Wanneer het geschil voor Hof Den Haag belandt, weet de B.V. aannemelijk te maken dat mede sprake is van een verwerving van een deelneming in het kader van een uitbreiding van operationele activiteiten. Voor zover een deelneming in dit kader is verworven, telt de corresponderende financieringsschuld grofweg gezegd niet mee voor de berekening van de deelnemingsrente. Het hof gelooft niet dat de B.V. alleen maar de deelneming had verworven om de deelnemingsrenteaftrek te voorkomen. Het hof verklaart het beroep van de B.V. daarom deels gegrond.
Rekening houden met lager eigen vermogen
Maar ook de inspecteur weet nog iets van succes te behalen. In een geheel binnenlandse situatie zou voeging van de deelneming in een fiscale eenheid met de B.V. tot gevolg hebben dat het eigen vermogen van de B.V. zou dalen door manifestatie van het goodwill-gat. Bij de berekening van de bovenmatige deelnemingsrente moet men in zo’n geval rekening houden met dit lagere eigen vermogen. Daardoor stijgt het bedrag van de deelnemingsrenteaftrekbeperking weer. Wet: art. 13l, vijfde en zevende lid Wet Vpb 1969 (tekst 1 januari 2018)
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 2 oktober 2019 (gepubliceerd 20 november 2019), ECLI:NL:GHDHA:2019:3065
Geef een reactie