De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs heeft gereageerd op het besluit van 25 april 2016 (nr. DGB 2016/1731M) waarin wordt ingegaan op de positie van de niet-ingezeten aandeelhouder met portfolioaandelen in een Nederlandse vennootschap die een verzoek om teruggaaf van ingehouden Nederlandse dividendbelasting indient.
Definitieve belastingdruk
Allereerst is volgens de NOB niet duidelijk of bij het bepalen van de definitieve belastingdruk ook aandelenbelangen in Nederlandse vennootschappen waarop geen dividenden zijn uitgekeerd, moeten worden betrokken. Ook wordt in het besluit niet expliciet ingegaan op de relevante (peil)data voor de drukvergelijking. De Orde verzoekt deze punten te verduidelijken.
Factoren bij vennootschappen
Volgens het besluit zijn financieringskosten die betrekking hebben op de aandelen niet aan te merken als kosten die rechtstreeks verband houden met de inning als zodanig van de dividenden. Gezien diverse HvJ EU arresten, dient volgens de Orde bij de drukvergelijking tussen niet-ingezeten en hypothetische ingezeten houders van portfolio-aandelen ook rekening te worden gehouden met bijvoorbeeld kosten gemaakt in het kader van de financiering van aandelen.
Neutralisatie discriminerende dividendbelasting
Volgens het besluit zal een verzoek om teruggaaf van dividendbelasting niet worden ingewilligd, indien de dividendbelasting volledig kan worden verrekend in de woonstaat of indien het recht op verrekening van de dividendbelasting in de woonstaat kan worden voortgewenteld naar een later jaar, waardoor het nadeel alsnog geheel wordt weggenomen. De NOB kan dit onderschrijven indien en voor zover het genoemde recht is neergelegd in een vigerend verdrag ter voorkoming van dubbele belasting en niet afhankelijk is gesteld van voorwaarden in de nationale wetgeving van de woonstaat.
Meer informatie: NOB (Commissie Wetsvoorstellen), 25 juli 2016
Geef een reactie