De commissie Wetsvoorstellen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft een reactie gegeven op de internetconsultatie Wet inhoudingsplicht houdstercoörperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling.
De Orde pleit voor een overgangstermijn, omdat er te weinig tijd zit tussen het parlementaire proces en de invoeringsdatum van 1 januari 2018. Ook heeft de NOB diverse opmerkingen ter zake van de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting, waaronder over verdragsrelatie, misbruik en houdstercoörperatie en de buitenlandse belastingplicht vennootschapsbelasting.
Memorie van toelichting
Zo constateerden zij dat de voorgestelde wettekst de bedoeling zoals weergegeven in de concept-memorie van toelichting ten aanzien van verdragsinwonerschap onvoldoende weergeeft. Ook verwijst de memorie van toelichting met betrekking tot de inhoudingsvrijstelling herhaaldelijk naar de voorwaarde van aanwezigheid van ondernemingsactiviteiten in de structuur, hoewel dit niet uit de wettekst blijkt. De NOB wil graag weten of het de bedoeling is dat bij niet-ondernemingsstructuren de inhoudingsvrijstelling nooit kan worden toegepast, ook bij een volstrekt zakelijke beleggingsstructuur waarbij belastingontwijking niet aan de orde is. Verder acht de Orde dat de context van de ondernemingseis niet altijd duidelijk is.
Kwalificatie houdstercoörperatie
Als de wetgeving op 1 januari 2018 gaat gelden, biedt dit volgens de NOB geen mogelijkheden voor coörperaties om te kunnen anticiperen op de nieuwe wetgeving en zijn uitkeringen in 2018 onderworpen aan dividendbelasting, aangezien voor de kwalificatie als houdstercoörperatie wordt gekeken naar het voorafgaande jaar. De NOB stelt voor om bestaande coörperaties de tijd te geven zich aan te passen aan de nieuwe wetgeving door het op een later punt te laten ingaan.
Meer informatie: NOB, 14 juni 2017
Geef een reactie