De inspecteur moet extra goed opletten dat hij op de correcte wijze een ontbonden lichaam een aanslag vennootschapsbelasting oplegt. Anders vernietigt de belastingrechter de aanslag.
Twee bedrijven die zijn opgericht naar het recht van de Verenigde Staten van Amerika (USA) richten op 4 december 2013 naar Nederlands recht een vereniging op. Vanaf dat moment houdt die vereniging alle aandelen in twee Nederlandse bv’s. De vereniging vormt samen met haar twee dochtervennootschappen een fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting. In 2016 verkrijgt de vereniging via een van haar dochtervennootschappen een belang van 42% in een buitenlandse vennootschap. In hetzelfde jaar keert die vennootschap $ 12.116.371 aan bruto dividend uit aan de vereniging. Hierop vindt een inhouding van $ 1.196.651 aan dividendbelasting plaats. De vereniging geeft dit dividend in haar aangifte vennootschapsbelasting over 2016 op als een vrijgesteld voordeel uit deelnemingen.
Afwijkende aanslag naar vereffenaar
De Belastingdienst meent dat de buitenlandse vennootschap onder een speciaal regime valt. Daardoor kan zij onder voorwaarden het uitgekeerde dividend aftrekken. In dat geval blijft de deelnemingsvrijstelling bij de vereniging buiten toepassing. De fiscus legt de vereniging daarom op 30 november 2019 een aanslag vennootschapsbelasting op die afwijkt van de aangifte. Op 30 augustus 2017 is de vereniging echter ontbonden. Daarom stuurt de inspecteur de aanslag naar het adres van een vennootschap die is aangewezen als vereffenaar. De gemachtigde van de vereniging en de vereffenaar gaat in bezwaar en beroep tegen deze aanslag. Hij stelt dat de fiscus de aanslag niet op de voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt. De vereniging is al vóór het opstellen van de aanslag opgehouden met bestaan. De vereffening is evenmin heropend. Als de belastingschuldige geen natuurlijke persoon is en niet langer bestaat, kan de Belastingdienst in eerste instantie de aanslag niet bekend maken.
Aanslag is niet correct bekendgemaakt
Rechtbank Noord-Holland is het eens met de gemachtigde. Er is wel een alternatieve manier om de aanslag bekend te maken als de belastingschuldige niet meer bestaat. Deze manier houdt in dat de fiscus het aanslagbiljet verzendt naar het parket van een ambtenaar van het Openbaar Ministerie (OM) bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarin de laatst bekende vestigingsplaats van de belastingschuldige ligt. Het aanslagbiljet is ook te zenden aan het parket van de ambtenaar van het OM bij de Rechtbank Den Haag. In deze zaak heeft de inspecteur dit niet gedaan. Daarom is de aanslag niet op correctie wijze bekend gemaakt. Voor de rechtbank is dat voldoende om de aanslag te vernietigen. De rechtbank oordeelt wel dat de inspecteur terecht de verliesverrekeningsbeschikking heeft gesteld op nihil.
Wet: art. 11, derde lid en 26a AWR, art. 8, tweede, derde en vierde lid Iw 1990 en art. 13, zeventiende lid Wet Vpb 1969
Geef een reactie