Een afscheidsbonus aan het personeel van een verkochte deelneming valt volgens Rechtbank Gelderland onder de deelnemingsvrijstelling.
Een Nederlandse vennootschap hield alle aandelen in een bv, een GmbH en een Amerikaanse Incorporation (Inc.). De vennootschap vormde tot 9 april 2015 een fiscale eenheid met de bv. Alle aandelen in de vennootschap waren in handen van een holding-bv. Twee mannen hielden via hun persoonlijke holdings alle aandelen in deze holding in de verhouding 40:60. De vennootschap verkocht op 9 april 2015 haar drie deelnemingen aan een Corporation (Corp.) voor ongeveer € 30 miljoen. Na deze verkoop verstrekte de vennootschap afscheidsbonussen aan het voltallige personeel van de bv, GmbH en Inc. van in totaal zo’n € 1,5 miljoen. De vennootschap wilde namelijk het personeel laten meedelen in de verkoopopbrengst van de ondernemingen. De hoogte van de afscheidsbonus hing af van de diensttijd, het salaris en het functioneren van de individuele werknemer. Over alle jaren vóór de verkoop had het personeel van de bv bonussen ontvangen vanwege de geleverde arbeidsprestatie.
Geen voorziening te vormen
De vennootschap wilde de afscheidsbonussen aftrekken van haar fiscale winst. De inspecteur weigerde deze aftrek. Volgens hem ging het hier om verkoopkosten van de deelneming. Zulke kosten vallen onder de deelnemingsvrijstelling. Het geschil belandt voor Rechtbank Gelderland. De rechtbank vraagt zich af of de vennootschap vóór de aandelenverkoop een voorziening had kunnen vormen voor de afscheidsbonussen. Dat is niet het geval, omdat de vennootschap niet aannemelijk maakt dat zij toen al het voornemen had om de bonus uit te keren. Bovendien meent de rechtbank dat een voorziening in een geval als in deze casus niet is te vormen zonder medeweten van de koper. Het gaat hier immers om toekomstige uitgaven van de bv terwijl de koper op het moment van de toekomstige uitgaven de eigenaar van de bv is.
Verband met verkoop
De Belastingdienst wijst vervolgens erop dat de uitkering van de bonussen niet had plaatsgevonden als de verkoop achterwege was gebleven. Daarmee bestaat een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de verkoop van de deelnemingen en de kosten van de bonussen. De rechtbank is het daarmee eens. De kosten van de afscheidsbonussen vallen dus inderdaad onder de deelnemingsvrijstelling. Zij zijn niet aftrekbaar.
Wet: art. 13 Wet Vpb 1969
Bron: Rechtbank Gelderland 13 mei 2022 (gepubliceerd 6 juni 2022), ECLI:NL:RBGEL:2022:2387, AWB 21/1402
Geef een reactie