Het tussenvoegen van een open cv-structuur voorkomt niet de beperking van voorwaartse verliesverrekening bij een substantiële belangenwijziging.
Stel, verschillende natuurlijke personen hebben ieder 100% van de aandelen in hun eigen persoonlijke holding. Deze persoonlijke holdings hebben een belang in een coöperatie, die als enig commanditair vennoot participeert in een open cv. Via deze open cv houden de holdings onder andere een 100% aandelenbelang in een bv. Deze bv houdt 48% van de aandelen in een dochtervennootschap met verrekenbare verliezen. De persoonlijke holdings bezitten ieder een indirect belang in de dochtervennootschap van minder dan een derde. De bv wil de resterende 52% van de aandelen in de dochtervennootschap kopen. Bij een wijziging van minimaal 30% in het uiteindelijk belang in een vennootschap kan deze vennootschap in beginsel haar verliezen niet meer voorwaarts verrekenen. Een van de uitzonderingen geldt als het gaat om een uitbreiding door een (rechts)persoon die al een belang van minimaal een derde in de vennootschap had.
Uiteindelijk belang is relevant
De vraag is of de positie van de open cv in de concernstructuur ervoor zorgt dat die uitzondering aan de orde is. Volgens de Kennisgroep bijzondere winstbepalingen vpb is dat niet het geval. Op grond van een besluit van de Staatssecretaris van Financiën is het belang dat de persoonlijke holdings houden het uiteindelijk belang. Of men dit uiteindelijk belang wel of niet houdt via een participatie in een open cv, is daarbij irrelevant. In deze situatie is het uiteindelijk belang van iedere persoonlijke holding in de dochtervennootschap minder dan een derde. De uitzondering is daardoor niet van toepassing. En dus zijn de verliezen van de dochtervennootschap niet meer voorwaarts te verrekenen.
Wet: art. 20a, tweede lid, onderdeel b Wet Vpb 1969
Besluit: Besluit nr. 2020-19072
Geef een reactie