De resultaten uit een verwaterd belang aan opties vallen niet onder de deelnemingsvrijstelling.
Een bv kreeg in 2014 een aandelenbelang van 8,5% in een Japanse vennootschap in handen. Daarnaast verkreeg de bv opties die recht gaven op een aandelenbelang van 5% van de Japanse vennootschap. De bv gaf in november 2015 een deel van de opties prijs. Daarna gaven de resterende opties recht op een aandelenbelang van 2,34%. Op 22 maart 2017 vond de beursgang van de Japanse vennootschap plaats. Daardoor verwaterde het aandelenbelang van de bv in de Japanse vennootschap tot 2,28%. De opties gaven toen nog maar recht op 1,58% van de aandelen. Na de beursgang oefende de bv alle opties uit en verkocht zij in fases het aandelenbelang in de Japanse vennootschap. Volgens de bv was de regeling voor aflopende deelnemingen van toepassing. Daardoor zouden de resultaten op de aandelenverkopen zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Maar de Belastingdienst meende dat het resultaat op de uitoefening van de opties wel belast was.
Regeling voor de aflopende deelneming
Het geschil belandde voor Rechtbank Gelderland. Deze rechtbank behandelt eerst de regeling voor de aflopende deelneming. Deze regeling is van toepassing als een holding gedurende meer dan een jaar een belang in een ander lichaam houdt. In die tijd moet zij onafgebroken de deelnemingsvrijstelling hebben mogen toepassen op resultaten uit dat belang. Als het belang tot onder de 5% daalt, mag de holding nog drie jaren de deelnemingsvrijstelling toepassen op resultaten uit de aflopende deelneming. De rechtbank oordeelt dat pas sprake is van een aflopende deelneming als het desbetreffende belang vóór de verwatering kwalificeerde als een deelneming. Maar een optie kwalificeert niet als deelneming, aldus de rechtbank.
Beroep op het Falcons-arrest?
De bv stelt echter een beroep te mogen doen op het zogeheten Falcons-arrest. Zie ook NTFR 2002/1813. In het Falcons-arrest redeneerde de Hoge Raad als volgt. Het resultaat op een optie op aandelen die behoren tot een deelneming valt ook onder de deelnemingsvrijstelling als uiteindelijk geen (volledige) uitoefening van de opties plaatsvindt. De vergoeding die de houder van een calloptie betaalt en de vergoeding die de schrijver van een putoptie ontvangt, vallen daardoor ook onder de deelnemingsvrijstelling. Dit is anders als de houder respectievelijk de schrijver van de optie bij uitoefening van de optie geen deelneming zou hebben verkregen. De rechtbank merkt echter op dat ten tijde van het Falcons-arrest de faciliteit voor aflopende deelnemingen nog niet bestond. Dit arrest ziet dus alleen op normale deelnemingen. De rechtbank verklaart het beroep van de bv daarom ongegrond.
Wet: art. 13, tweede en zestiende lid Wet Vpb 1969
Bron: Rechtbank Gelderland 6 mei 2022 (gepubliceerd 6 juni 2022), ECLI:NL:RBGEL:2022:2288, AWB 21/5600
Geef een reactie