Tot 31 december 2007 kwamen fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s) in aanmerking voor een teruggaaf van dividendbelasting. Het Hof van Justitie van de EU oordeelt dat een buitenlands beleggingsfonds recht had op eenzelfde teruggaaf van dividendbelasting. Tenminste, als dat buitenland een uitdelingsfictie kende en het fonds voldoende was te vergelijken met een fbi.
Een Duits beleggingsfonds, een Publikums-Sondervermögen (afgekort PS), wilde ook een teruggaaf van ingehouden dividendbelasting. Deze heffing was ingehouden op dividenden die de PS in de boekjaren 2002/2003 tot en met 2007/2008 had ontvangen van Nederlandse bedrijven. De Belastingdienst wijst vervolgens het verzoek om teruggaaf af. De vraag is of Nederland de PS anders mag behandelen dan een Nederlandse fbi. De Hoge Raad oordeelde dat de PS qua rechtsvorm objectief vergelijkbaar is met een fbi. Maar de Hoge Raad blijft met enkele vragen zitten en legt deze voor aan het Hof.
Prejudiciële vragen
Het Hof moet beoordelen of de volgende gronden de weigering om een teruggaaf dividendbelasting te verlenen aan een buitenlands beleggingsfonds rechtvaardigen:
- Het buitenlandse fonds is niet inhoudingsplichtig voor de Nederlandse dividendbelasting. Daarbij is de achtergrond dat Nederland wel een teruggaaf verleent aan een Nederlandse fbi. Deze fbi keert haar beleggingsresultaat jaarlijks uit aan haar participanten (of haar aandeelhouders) of onder inhouding van dividendbelasting.
- Het buitenlandse fonds maakt niet aannemelijk dat zijn participanten voldoen aan de voorwaarden in de Nederlandse regelgeving.
- Het buitenlandse fonds keert zijn beleggingsresultaat niet jaarlijks tijdig volledig uit aan zijn participanten. Tijdig uitkeren wil hier zeggen uiterlijk in de achtste maand na afloop van het boekjaar. Eventueel wordt op grond van een buitenlandse fictie het niet werkelijk uitgekeerde beleggingsresultaat alsnog geacht te zijn uitgekeerd. Ook hierbij is de achtergrond dat een Nederlandse fbi haar beleggingsresultaat jaarlijks uitkeert. Daarom kan de fbi wel een teruggaaf krijgen.
Strijdigheid met Unierecht
Uiteindelijk oordeelt het Hof dat de weigering van de teruggaaf in principe is gerechtvaardigd als de participanten niet voldoen aan de gestelde voorwaarden. Daarbij moeten binnenlandse beleggingsfondsen ook aantonen dat zij voldoen aan deze voorwaarden. Geldt in het buitenland een fictie waardoor bij de participanten of bij het beleggingsfonds een uitdeling wordt geacht te hebben plaatsgevonden? Dan is het niet-voldoen aan de uitdelingsverplichting geen reden om de teruggaaf te weigeren. Overigens zal de nationale rechter dan toch moeten toetsen of het buitenlandse beleggingsfonds voldoende vergelijkbaar is met een fbi.
Wet: art. 28 Wet Vpb 1969 en art. 10, tweede lid Wet DB 1965 (stand per 31 december 2007)
Bron: Hof van Justitie van de EU 30 januari 2020, ECLI:EU:C:2020:51, C-156/17
Geef een reactie